 
    
    
      
    
      
    
      
    
      
    TRITSMANS, Marc
    
      
    
      
    
      
    Gebaren
  
    
      
    Dat mijn overgrootvader op straat als groet
  
even de rand van zijn hoge hoed beroerde
en elke avond op de trap de kaarsvlam
met zijn hand tegen tocht behoedde
terwijl zijn vrouw zo elegant haar lange
rokken ruisend over de treden tilde.
    
      
    En hoe wij dag na dag met vergelijkbare
  
onachtzaamheid de gordijnen sluiten, een
bladzij van een boek omslaan, een fles
ontkurken. Tot ook al dit wereldwijde,
tot vervelens toe herhaalde, geruisloos
    verdwijnt in het museum van Vergeten Gebaren.
    
      
    
      
    
      
    Sloop
  
    
      
    Heb genade voor het tere bloempjesbehang
  
de plek boven de deur waar het kruisbeeld
hing, de gele randen in het bad, de zware
geur van oude keukens, van reuzel en spek.
    
      
    Al die kamers waaruit warmte nu voorgoed
  
ontsnapt en woorden zich nog trachten te
verbergen in laatste kieren of als schimmel
woekerend in het pleisterwerk. Streel
    
      
    de vergeten tafel waaraan mensen zich
  
op het leven soms de tanden hebben
stukgebeten. Spaar het schommelpaard
    op zolder want het leeft nog.
    
      
    
      
    
      
    Rechtzetting
  
    
      
    Die me naar school bracht
  
onder de kastanjebomen, die
me nog als laatste bloedstollend
    
      
    kon vertellen over Duitsers en
  
onder kleren gesmokkelde
boter. Die me steevast redde
    
      
    als de wereld te groot werd.
  
Haar nu, ondanks het late
uur, nog even bellen en
    
      
    zeggen dat het me spijt. Dat
  
ik er had moeten zijn die nacht
    toen ze voorgoed vertrok.
    
      
    
      
    
      
    Breekpunt
  
    
      
    Terug in de tijd. Het breekpunt gevonden.
  
De laatste foto waarop jij waarop wij nog
naar de wereld kijken met alle deuren en
ramen wijd open. We konden nog overal heen
en terug. Enkel wijzelf hielden ons bij elkaar.
    
      
    Maar diep in jou werd toen al het kansspel
  
gespeeld. Wie het zou worden, wie ons zou
maken tot moeder tot vader. Wie even later
met een nooit meer te beschamen vertrouwen
lachend en morsend aan onze ontbijttafel zit.
    
      
    
      
    Schatbewaarder
  
    
      
    Van dit landschap ben ik de krenterige
  
schatbewaarder die met haviksogen alle
bomen telt en de konijnen, hazen en
fazanten raad aan hun geritsel.
    
      
    Met koude blik weeg ik de schaarse
  
wandelaars, want iemands stap verraadt
zijn plannen. Een streepjespak, een hand
die schrijft, alles maakt me achterdochtig.
    
      
    Ik noteer het kleinste teken van
  
verandering: wat omgewoelde aarde,
een gemerkte boom, een breder spoor.
    Iemand beraamt met zorg de ondergang.
    
      
    
      
    
      
    Kastanjes
  
     
    
      
    Ik zie hen naast elkaar gehurkt
  
met de handen door de bladeren
woelen. Ze zoeken naar iets kostbaars
dat vooral niet mag verloren gaan.
Ze fluisteren en ik hoor hen lachen
maar gedempt: ze delen de geheimen
waar ik voor altijd buiten sta. Dit
zijn mijn vader en mijn zoon maar
    
      
    van de zestig jaren tussen hen in
  
is er geen spoor dat nog naar mij
verwijst. Ze verdwijnen in elkaar
    
      
    zoals de glimmende kastanjes
  
vanzelfsprekend verdwijnen
in hun broekzakken.
    
      
    
      
    Het boek van de vader
  
    
      
    Op zoek naar de wereld groef ik vastberaden
  
in zijn boekenkast en koos met grote zorg
op gewicht en geur, ook papier en bladspiegel
hadden hun belang. Ik las met honger
    
      
    en begeerte, volgde de sporen die hij her en der
  
in potlood achterliet. Toen is hij doodgegaan en
heb ik het gered. In nog altijd even koningsblauwe
inkt hervind ik vandaag op het schutblad zijn geschrift
    
      
    slechts naam en datum, maar ik zie voor mij de jonge
  
man die op deze dag net achtentwintig werd en van mij
zijn toekomstige zoon, nog geen vermoeden had.
    
      
    Als een meteoriet uit vroegere warmere tijden
  
rust het boek van de vader hier nu schroeiend
     in een hand die al begonnen is te lijken op de zijne.
    
      
    
      
    
      
    Uitgesproken
    
      
    
      
    praat met mij en doe dat
  
honderduit, vertel me zwijgend
waarover een leven gaat
hoeveel tederheid er nodig is
en adem gulzig tot het eind
    
      
    spreek dit lichaam zonder
  
een spoor van schroom, spreek
het, spel het volledig uit
laat me duizelen breng me
in totale ademnood geef je
    
      
    eindelijk helemaal bloot
    
      
    
      
    
      
    Geen aanleg 
    
      
    
      
    Geen aanleg voor koetjes en kalfjes. 
  
Te weinig geduld voor diplomatie. Wie
heeft het niet allemaal eerder geroken,
    gezien en gehoord: de duistere walm 
    
      
    
      
    van lafheid en leugens, alle schijn- 
  
bewegingen en machinaties, je eigen
gebreken en die van de soort. En dan
    komt de kunst om de laatste bruikbare 
    
      
    
      
    toonaard te vinden en niet te verzinken 
  
in dat o zo zalige, zwijgende niets. Want
natuurlijk is alles al eerder gezegd en
    vertoond, maar nog levend al zwijgen 
    
      
    
      
    is wel de allerdoodste dood.
    
      
    
      
    
      
    Gletsjerman
    
      
    
      
    De hele wereld wil nu wel eens weten 
  
hoeveel tanden hem ontbreken, hoe vaak
zijn kleren zijn versteld. Wat hij die
    laatste middag heeft gegeten haalt men 
    
      
    ook wel even uit zijn maag. Zijn penis 
    
      
    
      
    is men in de drukte kwijtgeraakt. 
  
Na vijfduizend jaar in de verstikkende
stilte van sneeuw en ijs knippert hij
even verdwaasd met de helblauwe ogen.
    Sterft dan van schaamte een tweede maal.
    
      
    
      
    
      
    Oom
  
    
      
    bespaar mij voor altijd het geluid
  
van een telefoon op een vroege
ochtend en een vertrouwde stem
die zegt: hij is al koud en zijn huid
    
      
    al helemaal blauw, domweg stil
  
gevallen zonder dat hij er zelf erg
in had, het hart van die stoere man
met wie ik gisteren nog voetbalde
    
      
    en pas nu ik hem in leeftijd lang
  
achter mij heb gelaten, zie ik hoe
weinig jaren wij hier samen waren
    
      
    maar hoe zijn misplaatste en nooit
  
te aanvaarden sterven mijn leven
sinds die dag in een wurggreep houdt