DE BOOSE, Johan
    
      
    
      
    Zij breekt wakker
  
    
      
    Zij breekt wakker en spoelt aan
  
als iemand die verbeten op
de ramen tikt met druppels
uit het noorden en verlangen.
     
    
      
    Zij zegt: Ik kan niets lichters
  
dan dit lichaam geven.
Zo licht dat het verglijdt
nog voor ik het kan nemen.
     
    
      
    Ik zeg: Ik kan niets groters
  
doen dan in je ondergaan,
zoals vermoeide warmte ’s avonds
     
    
      
    in je zinkt. Ik droomde dat
  
het sissen in je duren bleef
en dat ik in je leerde zwemmen.