WALSCHAERTS, Raf en Mich
    
      
    
      
    
      
    Trek je schoenen aan!
    
      
    
      
    Trek je schoenen aan!
  
Jongen, alsjeblieft,
trek je schoenen aan!
Hoezo: je bent te moe?
Je moet nu echt naar buiten toe!
Kijk eens naar de wereld
    die daar wacht!
    
      
    
      
    Trek je schoenen aan!
  
Loop gewoon wat over straat,
maar trek je schoenen aan!
Maakt niet uit: doe de vaat
of ga de kroeg in, bestel een glas;
ga voor mijn part liggen op je rug
languit in het gras!
Kijk eens naar de wereld die daar wacht!
    Trek je schoenen aan!
    
      
    
      
    Trek je schoenen aan!
  
Je kan janken wat je wilt,
maar trek je schoenen aan!
Janken maakt geen verschil!
Sta op en draai een plaat,
maai het gras, neem een bad, lees een boek!
Koop desnoods een biefstuk of een halve
kilo gehakt bij de slager op de hoek,
    maar, jongen, trek je schoenen aan!
    
      
    
      
    Want ze komt niet terug!
  
Hoor je wat ik zeg?
Ze komt niet terug!
Nog in geen duizend jaar.
Je mag op je hoofd gaan staan,
op je blote knieën naar Compostella gaan!
Al draag je 't lijden van de hele
fucking-wereld op je rug:
    ze komt niet terug!
    
      
    
      
    Waar is die vent naartoe,
  
die vent die met zijn ogen toe
het leven nam
zoals het stomweg voor zijn voeten kwam,
die rigoureus elke muur sloopte
met een welgemikte stoot,
uitzinnig lachte om de dood,
die vent die schijt had aan
    dit klein en bang bestaan?
    
      
    
      
    Kom eens hier staan bij het raam:
  
je kan het pad zien in het schijnsel van de maan.
    Trek je schoenen aan!
    
      
    
      
    
      
    ruimtevaarder
    
      
    
      
    meester frank, ik kom waarschijnlijk morgen niet naar school
  
en ook overmorgen zal wat moeilijk zijn
en evenmin de week die komt, ja zelfs de maand die volgt
enfin de kans dat ik nog ooit verschijn is klein
meester frank, t is niet omdat u mij zo vaak straft
en mij 1 keer zelfs domkop heeft genoemd
nee, t is gewoon iets hier vanbinnen, t heeft geen zin dat ik ontken
    meester frank, ik voel... dat ik een ruimtevaarder ben...
    
      
    
      
    zeg nu zelf, meester frank, wat ben je in t heelal
  
met de tafels van vermenigvuldiging
ook schoonschrift, aardrijkskunde, woorden met dt
dat snapt u toch, dat heeft op mars geen zin
t is dus zeker niet, meester frank, omdat u mij zo vaak straft
en mij voor de hele klas domkop heeft genoemd
nee ‘k moet planeten gaan ontdekken, in de hoop dat daar iets leeft
    meester frank, t is de plicht, die elke ruimtevaarder heeft
    
      
    
      
    doe de groeten, meester frank, aan de rest van de klas
  
en zeg dat ik hen nooit vergeten zal
geef mijn vulpen aan kleine peter van de laatste bank
hij blijft m’n vriend al woon ik dan in t heelal
zo, meester frank alles is zowat gezegd
vaarwel, en dat het u nog goed mag gaan
oh, en wat die kleinigheid betreft dat u een domkop in mij ziet
    meester frank, dat deert een ruimtevaarder niet
    
      
    
      
    oh, en voor ik het vergeet, Linda van slagerij Van Gool
  
komt waarschijnlijk ook niet meer naar school
    
      
    
      
    Leve Kommil Foo
    
      
    
      
    Alle monden roepen nu hoera
    
      
    alle handen klappen in elkaar
    
      
    iedereen lacht nu
    
      
    
      
    Armen zwaaien in de lucht
    
      
    instrumenten ingeplugd
    
      
    iedereen zingt nu
    
      
    leve Kommil Foo
    
      
    iedereen zingt nu
    
      
    oof limmok evel
  
    Alle voeten stampen op de grond
    
      
    alle benen swingen in het rond
    
      
    iedereen danst nu
    
      
    leve Kommil Foo
    
      
    iedereen danst nu
    
      
    leve Kommil Foo
  
    Oh wat een mooie show
    
      
    het is zo muzikaal
    
      
    die gitaar en viool
    
      
    virtuoos
    
      
    Kommil Foo
  
    Alle monden roepen nu hoera
    
      
    alle handen klappen in elkaar
    
      
    iedereen lacht nu
    
      
    leve Kommil Foo
    
      
    iedereen zingt nu
    
      
    leve Kommil Foo
    
      
    iedereen danst nu
    
      
    leve Kommil Foo
    
      
    iedereen houdt van Kommil Foo
    
      
    
      
    
      
    Ik red me wel
    
      
    
      
    Ik voel ze in de kamer staan 
    
      
    Ik hoor ze bidden heel devoot 
    
      
    Gordijnen toe, kaarsen aan 
    
      
    Want vandaag gaat opa dood 
    
      
    M'n jongste dochter huilt zacht 
    
      
    Bijbel open in de schoot 
    
      
    M'n zonen roken heel de nacht 
    
      
    Grauwe uren, zwaar als lood 
    
      
    En ze smeken tot de hemel 
    
      
    En ze bidden voor m'n vel 
    
      
    Want ze vrezen dat m'n ziel 
    
      
    Eeuwig zal branden in de hel 
    
      
    Maar ik red me wel 
    
      
    
      
    Ik heb m'n leven lang geloofd 
    
      
    Dat ik in niks geloven kon 
    
      
    Heb nooit aan iemand iets beloofd 
    
      
    Nam alles wat ik nemen kon 
    
      
    
      
    En ze smeken tot de .... 
    
      
    
      
    En als er dan een god bestaat 
    
      
    Een god die wikt en weegt 
    
      
    Die mij na kort beraad 
    
      
    Zomaar van de tafel veegt 
    
      
    Ja dan, ..... Ik red me wel 
    
      
    
      
    Ik klop niet aan de hemelpoort 
    
      
    Ik neem de ingang achterom 
    
      
    Ik heb mij nooit aan iets gestoord 
    
      
    Dus St. Pieter koop ik om 
    
      
    Aan Jesus' tafel schuif ik aan 
    
      
    Vermomd als pater Damiaan 
    
      
    Ik heb m'n baard al laten staan 
    
      
    Ik trek m'n leprapakje aan 
    
      
    
      
    Ik red me wel...
    
      
    
      
    
      
    Kom hier dat ik u draag
  
    
      
    Aan de man die ’s ochtends opstaat
  
bij wie het leven als een natte
dweil keihard in zijn gezicht slaat
− die met de moed der wanhoop
zijn koffie drinkt, zijn krant leest,
zijn dikke hond uitlaat − aan de
vrouw op de fiets met het kind,
manmoedig vechtend tegen de
regen en de stugge wind, die
zich afvraagt wanneer dat lang
verwachte droomleven nu eindelijk
begint − aan de buschauffeur
    
      
    aan de bakker op de hoek en zijn
  
Thaise vrouw − die zo mooi lacht
en honderduit praat, − maar
waarvan je met de beste wil van de
wereld geen woord verstaat − aan
de mannen achter de vuilniskar −
aan de jongens op de tram − aan de
kerel op het dak, met z’n thermos
en z’n boterham
    
      
    aan die man, die moedige man,
  
die man die weigerde te haten, ook
al werd hem het grootste onrecht
van de wereld aangedaan − aan
die dichter die moest zwijgen, die
moest kruipen, maar die in zijn
eigen hoofd steevast pal rechtop
bleef staan − aan elke godvergeten
zuiper in elke godvergeten kroeg,
die meebrult met het refrein −
aan de minister en zijn nachtrust,
aan de boer met kiespijn − aan de
mensen in de zaal, stuk voor stuk,
allemaal
    
      
    kom hier, kom hier dat ik u aan
  
mijn borst druk − kom aan mijn
hart, dat ik mijn hand haal door uw
haar − dat ik u kan vragen of ge
iets wilt drinken, koffie misschien,
eventueel een glas wijn − en dat gij
dan kunt zeggen dat ge liever alleen
wil zijn, ook goed − maar misschien
hebt ge zin om te praten − om te
vertellen wat er op uw hart ligt, op
uw schouders drukt, elke twijfel,
elke gemiste kans, elke niet gestelde
vraag − wat ge in de loop der jaren
allemaal hebt beloofd en geloofd en
waar ge nu misschien spijt van hebt
elke overwinning, elke nederlaag −
kom hier, dat ik u draag − kom hier,
dat ik u draag
    
      
    aan het magere meisje, aan de
  
jongen op de brug − aan de
oude vrouw met haar tas en
haar kaarsrechte rug − aan de
buurvrouw en haar onvermogen
om simpelweg content te zijn − aan
het pasgeboren kind dat alles al
weet − aan Marcel die er nooit echt
bij hoorde, gewoon omdat hij veel
te veel zijn best deed − aan Marie,
aan Lisa, aan André, aan jou
    
      
    kom hier, kom hier dat ik u aan
  
mijn borst druk − kom aan mijn
hart, dat ik mijn hand haal door uw
haar − dat ik u kan vragen of ge
iets wilt drinken, koffie misschien,
eventueel een glas wijn − en dat gij
dan kunt zeggen dat ge liever alleen
wil zijn, ook goed − of dat gij aan
mij vraagt of ik iets wil drinken −
want misschien heb ik wel zin om
te praten − om te vertellen wat er
op mijn hart ligt, op mijn schouders
drukt, elke twijfel, elke gemiste
kans, elke niet gestelde vraag − wat
ik in de loop der jaren allemaal
hebt beloofd en geloofd en waar
ik nu zo’n spijt van heb − elke
overwinning, elke nederlaag − kom
hier, dat ik u draag − kom hier, dat
ik u draag