 
    
    
      
    
      
    
      
    
      
    CAMPERT, Remco
    
      
    
      
    
      
    Als je niet oplet
  
    
      
    Deze muziek mag je niet spelen
  
dat boek zou ik maar niet lezen
die foto zou ik maar verscheuren
    
      
    met hem kun je beter niet gezien worden
  
daar krijg je misschien last mee
ik zou mijn mond maar houden
    
      
    wat je straks alleen nog mag
  
is in een donker hol verborgen
    
      
    verlangen naar het licht van de vrijheid
  
    
      
    die je verspeeld hebt
  
omdat je even de andere kant uitkeek
    toen je buren werden weggehaald
    
      
    
      
    
      
    Ook de liefde
  
    
      
    Ja zij die liefde maken
  
tot een brandend slagschip of een mooie roos
gaan verloren
in het water reddeloos
of in de aarden kuil van de seizoenen.
    
      
    Maar ook de liefde gaat verloren
  
met de makers de minnaars.
    
      
    O ons lieve lichaam
  
en de woorden die wij aan elkaar spendeerden
en alle goede bedoelingen en ook de kwade
en de tranen
de drift en de begeerte
het vlammen van het schip
het geuren van de roos
    
      
    het is niet en nooit genoeg.
    
      
    
      
    
      
    Gedicht
  
    
      
    Als we dan liefhebben, liefhebben
  
tussen veel papier, holle mannen en metaal,
laten we dan liefhebben, zoals mij goeddunkt:
    
      
    Liefhebben met de rust van de onrust, niet
  
die van de routine, elkaars ogen verliezen
en weer ontdekken, voorbij de huizen gaan,
    
      
    het land in, de streling van onbekende struiken
  
ondergaan, de wind proeven op een steeds andere tong,
de maan zien en de zon in een kaartloze baan.
    
      
    En laten de vrienden snel verouderen, worden
  
tot waardevolle verhalen, en die meter aarde is slechts vruchtbaar
waarop wij gaan.
    
      
    
      
    ////////////////////////////////////
    
      
    
      
    
      
    hoe zal de dood zijn
  
een onmetelijke ruimte?
of het klein beperk van een kist?
nee zeg ik tegen dat laatste:
opgenomen door de sterren
in hun nachtelijke pracht
    
      
    
      
    37
  
    
      
    Eindelijk lag ik naast haar
  
ze wilde dat ik haar bezat
maar mijn lichaam taalde er niet naar
het was net als een gedicht
je moet het eigenlijk niet schrijven
    wil je het bezitten
    
      
    
      
    
      
    40
  
    
      
    Wat zal ik zien
  
mijn laatste ogenblik op aarde?
Het gezicht van mijn geliefde?
    
      
    Wat zal ik horen?
  
De fluistering van haar stem?
De laatste tik van de monitor?
    
      
    Wat zal ik horen en zien?
  
De lippen van de verpleegster?
Het kuchje van de dokter?
    
      
    Horen en zien zullen me vergaan
  
als de rukwind van de dood
me van mijn adem berooft.
    
      
    En mijn woorden?
  
De wind zal ze meevoeren
    en over de aarde verspreiden
    
      
    
      
    
      
    Oude dichter
  
    
      
    Licht is dichtgeknoopt in een neteldoek
  
mijn bril waar is mijn bril ligt op de schoorsteen
naast de werken verzameld en vrijgegeven
naast de foto van de vrouw verlaten
    
      
    en mijn kinderen ik versta hun roepen niet meer
  
en mijn pen mijn vingers de verveloze schutting van mijn hart
heb ik de hemel ooit bezeten de aarde ooit herkend
    
      
    het laatste wapen droom geslagen uit mijn hand
  
sta ik ontredderd in de sprakeloze duisternis
laat nu de dood maar komen
    langs de versleten treden van mijn verzen
    
      
    
      
    
      
    Zelfs morgen leef ik nog
  
    
      
    Zelfs morgen leef ik nog
  
zodat je niet hoeft te vertwijfelen;
leef ik nog in mijn haar en nagels
die ook groeien zonder hart.
    
      
    Zelfs morgen leef ik nog
  
in bevingerde boeken en oude sokken,
die je nu bent vergeten, onder in de kast,
in mijn voetstappen van heden.
    
      
    Zelfs morgen leef ik nog
  
glimlachend op de tong van een vriend;
sierlijk geschreven op mijn geboortebewijs,
dat je krijgen kunt in Den Haag.
    
      
    Zelfs morgen leef ik nog,
  
precies zoals vandaag,
door voorwerpen en mensen bewezen
    en aan en voor mijzelf een vraag.
    
      
    
      
    
      
    Oude mensen in Zuid-Frankrijk
  
    
      
    In stilstaande auto’s wachten ze op de dood
  
een krant voor hun gezicht gevouwen
    
      
    aan restauranttafels, het eten op
  
boerend over altijd dezelfde rekening
    
      
    op een bank onder het beeld van Queen Victoria
  
of le Roi Albert, te oud om weg te dromen
    
      
    hun kaak is hen zo zwaar 
  
dat hun mond ervan blijft openstaan
    
      
    wat was hun leven?
  
willen we svp hun kleinkinderen zien?
    
      
    ze voerden bevel in vele landen, Afrika, China 
  
en wat is ervan gebleven?
    
      
    een kleine rente, een beeldje op de schoorsteen
  
de kleur van kerry in hun vel
    
      
    toch zal het ook ons zo vergaan 
  
    ergeet ’t niet, daar helpt geen lieve minnaar aan.
    
      
    
      
    
      
    Morgen
    
      
    
      
    Morgen is het licht 
  
Licht als dit papier licht als de Zeppelin
    Op een oude ansichtkaart die ik vond 
    
      
    
      
    Morgen is het licht 
  
Vraag niet waarom want morgen is het licht
    Licht als kindervingers licht als een scheldwoord 
    
      
    
      
    Morgen is het licht 
  
Licht als mensen soms sterven
    Licht als hun ogen hun gefluisterd woord 
    
      
    
      
    Morgen is het licht 
  
Licht als brood licht als brandende huizen
    Vraag het de mensen zij zullen zeggen 
    
      
    
      
    Morgen is het licht 
  
Licht als het zonlicht in het water
    Licht als het maanlicht op de velden 
    
      
    
      
    Licht als het licht in de morgen 
  
    Is het licht. 
    
      
    
      
    
      
    Zaventem
    
      
    
      
    Afgerukt been bot bloed
  
laaiend vuur in de vlieghal
zij zit met het hoofd van haar kind in handen
schedel beroofd van dromen
hij merkt in een tel van eeuwigheid
dat zijn benen ontbreken
    en sterft
    
      
    
      
    bommengordels aangegord
  
bliezen de baarden zich rechtvaardig op
    puur en genadeloos in hun jacht op maagden
    
      
    
      
    zullen wij ook zo paradijsgericht zijn ?
  
god ontferm u
    en schaf religie af
    
      
    
      
    
      
    Een vergeefs gedicht
    
      
    
      
    Zoals je loopt, 
  
door de kamer uit het bed
naar de tafel met de kam,
    zal geen regel ooit lopen.
    
      
    
      
    Zoals je praat, 
  
met je tanden in mijn mond
en je oren om mijn tong,
    zal geen pen ooit praten. 
    
      
    
      
    Zoals je zwijgt, 
  
met je bloed in mijn rug
door je ogen in mijn hals,
    zal geen poëzie ooit zwijgen. 
    
      
    
      
    
      
    Poezie is een daad
    
      
    
      
    Poëzie is een daad
  
van bevestiging. Ik bevestig
    dat ik leef, dat ik niet alleen leef.
    
      
    
      
    Poëzie is een toekomst, denken
  
aan de volgende week, aan een ander land,
    aan jou als je oud bent.
    
      
    
      
    Poëzie is mijn adem, beweegt
  
mijn voeten, aarzelend soms,
    over de aarde die daarom vraagt.
    
      
    
      
    Voltaire had pokken, maar
  
genas zichzelf door o.a. te drinken
    120 liter limonade: dat is poëzie.
    
      
    
      
    Of neem de branding. Stukgeslagen
  
op de rotsen is zij niet werkelijk verslagen,
    maar herneemt zich en is daarin poëzie.
    
      
    
      
    Elk woord dat wordt geschreven
  
is een aanslag op de ouderdom.
Tenslotte wint de dood, jazeker,
maar de dood is slechts de stilte in de zaal
nadat het laatste woord geklonken heeft.
    De dood is een ontroering.
    
      
    
      
    
      
    Spiritual
    
      
    
      
    Ik zal gaan 
  
o met genoegen zal ik gaan
met diepe vreugde en trompetgeschal
ik zal gaan
Als jij roept zal ik gaan
mijn werk mijn eten en mijn handen
zal ik laten staan
    als jij roept zal ik gaan 
    
      
    
      
    Als jij roept in de morgen 
  
in de middag in de avond
in mijn dromen in mijn waken
    als jij roept zal ik gaan 
    
      
    
      
    Ik zal gaan 
  
al breken ze mijn benen
al moet ik kreupel gaan
engelen binden dan mijn wagen
    vleugels aan 
    
      
    
      
    Ik zal gaan
    
      
    
      
    
      
    Niet te geloven
    
      
    
      
    Niet te geloven 
  
dat ik knaap nog
een vers schreef over de
zilverwitheid van een berkenstam
en om mij heen
grootse dronkenschap
van de bevrijding
    het water was whisky geworden 
    
      
    
      
    Alles zoop en naaide 
  
heel Europa was EEN groot matras
en de hemel het plafond
    van een derderangshotel. 
    
      
    
      
    En ik bedeesde jongeling 
  
moest nodig
de reine berk bezingen
    en zijn bescheiden bladerpracht.
    
      
    
      
    
      
    Iemand stelt de vraag
    
      
    …..
    
      
    2
    
      
    
      
    Verzet begint niet met grote woorden
  
    maar met kleine daden 
    
      
    
      
    zoals storm met zacht geritsel in de tuin
  
    of de kat die de kolder in z´n kop krijgt 
    
      
    
      
    zoals brede rivieren
  
met een kleine bron
    verscholen in het woud 
    
      
    
      
    zoals een vuurzee
  
met dezelfde lucifer
    die de sigaret aansteekt 
    
      
    
      
    zoals liefde met een blik
  
    een aanraking iets dat je opvalt in een stem 
    
      
    
      
    jezelf een vraag stellen
  
    daarmee begint verzet 
    
      
    
      
    en dan die vraag aan een ander stellen. 
    
      
    
      
    3
    
      
    
      
    iemand weigert de schelp
  
iemand houdt op met dansen
iemand smijt de kroegbaas de kruik in ´t gezicht
iemand zegt opa de pest met je oude verhalen
    iemand wil het alfabet leren 
    
      
    
      
    iemand pakt de opzichter z´n zweep af
  
iemand steelt een geweer
iemand zegt dit is mijn grond
iemand staat zijn dochter niet af aan de landheer
    iemand antwoordt niet met twee woorden 
    
      
    
      
    iemand houdt zijn graan verborgen
  
iemand viert geen feest als de vrachtwagens komen
iemand spuugt op de grond als hij de soldaten ziet
iemand snijdt de banden door
    iemand verschuilt zich in het woud 
    
      
    
      
    iemand droomt niet meer
  
iemand richt zich op
iemand is voor altijd wakker
iemand stelt de vraag
    iemand verzet zich 
    
      
    
      
    en dan nog iemand
  
en nog iemand
    en nog.
    
      
    
      
    
      
    Als
    
      
    
      
    Als een zachte regen
  
als het trage varen van een plezierboot
vroeg in de morgen langs riet en kikkers
en schimmen van koeien
en met wit potlood getekende molens
en het beslagen gedeukte zilver van melkbussen,
langs dommelende eenden zich uitrekkende steden
    en lange kademuren van oud steen …
    
      
    
      
    als het neerstrijken van een meeuw op donker water
    
      
    
      
    de acrobatische spanning van antennedraden
  
de dichte ogen van zolderkamers
    de rust van een slapend huis …
    
      
    
      
    als bloederige vissen in manen op de markt
  
de werkzame mond van een bloemenventer
de hollende voeten van twee jongens
die een reep chocola hebben gestolen
de trotse wenkbrauwen van de meisjes
die hun haar hebben laten watergolven
de wallen onder de ogen van de polshorlogeverkoper
als een heel oud boek
een spiksplinternieuw tijdschrift
    mooi als het stuur van een racefiets …
    
      
    
      
    als de geur van het ochtendblad
  
het kleine glaasje water in het hollandse koffiehuis
het zachte lopen van de obers
het vrolijke rinkelen van het blinkende kasregister
    als de smalle bleke trillende vingers van de gewoontedrinker …
    
      
    
      
    is je lichaam