BEVERS, Bernd G.
    
      
    
      
    Het wonder
    
      
    
      
    Waar hemel en aarde elkaar raken 
    
      
    begint het goddelijke werd gezegd. 
    
      
    Ik dacht aan de regen, die plassen vormde 
    
      
    in het zand. Ze beloofden iets. 
    
      
    Ik dronk ervan, op mijn knieën liggend 
    
      
    boven de nachtzwarte poel vol dode bladeren. 
    
      
    Een dier dat voor de eerste keer ondergaat 
    
      
    wat dorst, verlangen is, gekruid met angst. 
    
      
    Ik dronk en dronk. Het stoffige vlies van de hemel, 
    
      
    gronderig en bitter van smaak, de witte vlek 
    
      
    van mijn gezicht dat de toekomst voorzag 
    
      
    zonder dat ik het wist. Het koude, verre licht 
    
      
    daarbeneden, dat niet dichterbij kwam. 
    
      
    Een kus die de wereld dronk en eraan ontsteeg.