ANONIEM – Zei-spreuken
    
      
    
      
    Zei-spreuken
  
    
      
    - Elk zijn meug, zei de boer en hij at paardenkeutels in plaats van vijgen
  
    
      
    - Alle baten helpen, zei de begijn, en ze pieste in de zee. 
  
    
      
    - Werken is zalig, zei de begijn, en ze legde zich te slapen in de zon.
  
    
      
    - Men moet zien en omzien, zei de boer, en hij reed met zijn kar in de gracht.
  
    
      
    - Verrot mijn hooi, dan wast mijn kool, zei de boer als 't regende.
  
    
      
    - 't Gemak gaat voor d'eer, zei de boerin, en zij reed op heur zwijn naar de kerk. 
  
    
      
    - Hard tegen onzacht, zei de dronkaard, en hij botste met zijn hoofd tegen de muur.
  
    
      
    - Plantstokken worden bomen, zei de jongen tot zijn vader als hij slagen kreeg.
  
    
      
    - Elk zijn recht, zei de knecht, en hij sliep met 't meisje.
  
    
      
    - Iedereen heeft zijn kruis, zei de melkboer, en hij kuste zijn ezel.
  
    
      
    - Alle winden helpen, zei de schipper, en hij blies in 't zeil. 
  
    
      
    - Aardig Vlaams! zei de Waal, en hij las Latijn.
  
    
      
    - Goddank, zei Jan Plank, geen geld, en toch ’n mooi wijf.
  
    
      
    - Kruis of munt zei de non en ze trouwde de bankier.
  
    
      
    - De deugd in het midden, zei de duivel, en hij kroop tussen twee begijnen.
  
    
      
    - Ieder ’t zijn, zei de man tegen zijn vrouw, en hij zaagde het bed in twee.
  
    
      
    - Ik heb de buik vol van de boer, zei de meid en ze stond op straat.
  
    
      
    - Zonde van mijn varken zei de boer, en ging met zijn schoonmoeder naar de slachterij
  
    
      
    - Behulp is alles , zei de boer, en hij spande zijn wijf voor de ploeg.