DE WITTE, Ludo



De moord op Lumumba

…..
Op 17 januari 1961, bijna zestig jaar geleden, werd Patrice Lumumba, de eerste premier van het onafhankelijke Congo, vermoord. Zestig jaar: dat is de tijdruimte waarin drie of vier politieke generaties komen en gaan. Wie kent de politieke leiders uit die tijd nog, mannen als Christian Herter, Joseph Luns, Gaston Eyskens … behalve een select kransje van historici en enkele intellectuelen? Het zijn politici die verstoft zijn tot voetnoten in geschiedenisboeken. Maar op enkelen heeft de tand des tijds geen vat. Ze blijven in het collectieve geheugen verankerd, omdat ze op een snijpunt van grote seculaire evoluties het verleden wisten te overstijgen en een inspirerend voorbeeld of een na te volgen vlag verpersoonlijkten. Afrika leverde in de twintigste eeuw enkele figuren van dat formaat op, zoals een Nelson Mandela of een Thomas Sankara. Een Zuid-Afrikaan en een Burkinees naar hun geboortegrond, maar Afrikanen in de volle betekenis van het woord: mannen wier politieke erfenis op het hele continent wordt gekoesterd.

Patrice Lumumba hoort in dat pantheon thuis. Dat kan op het eerste gezicht verbazing wekken. Lumumba was een onervaren politiek leider van een jonge, onvaste onafhankelijkheidsbeweging. Zijn politieke carrière was ook bijzonder kort: hij was amper 2,5 maand eerste minister van Congo, van Onafhankelijkheidsdag (30 juni 1960) tot zijn wederrechtelijke afzetting in september. Tot aan zijn dood, vier maand later, was hij veroordeeld tot politieke inactiviteit, eerst onder feitelijk huisarrest, nadien in een gevangeniscel. En toch fascineert deze meteoor aan het Afrikaanse politieke firmament. De beelden van zijn speech op Onafhankelijkheidsdag gingen de wereld rond. Hij hield de Belgische oud-kolonisator, met koning Boudewijn op kop, de spiegel voor waarin ‘le tout Bruxelles’ zichzelf voor het eerst zag zoals het werkelijk was: zelfvoldaan, geborneerd, paternalistisch, autoritair, hebzuchtig.

En dan zijn er ook die andere beelden, het pendant van de eerste: van een inmiddels afgezette, geknevelde Lumumba in de laadruimte van een vrachtwagen, die waardig de mishandelingen van Mobutu’s soldateska ondergaat. Het zijn beelden die de fantasie kleuren wanneer we denken aan wat volgde: zijn gevangenschap in een vuile cel, terwijl VN-officieren, door hem naar Congo uitgenodigd om wet en orde te verdedigen, een eind verderop met Mobutu en de zijnen complotteren, en ten slotte, de martelingen, de moord en de vernietiging van zijn lichaam, in het door Belgen beheerste Katanga. Zijn ondergang is evenwel veel meer dan stof voor een shakespeareaanse tragedie. Lumumba’s dood heeft een dieperliggende betekenis die ook vandaag nog een gevoelige snaar raakt.

De nationalistische leider blijft in de derde wereld tot de verbeelding spreken omdat hij de overheersing van Congo en Afrika door Brussel en zijn bondgenoten consequent afwees, en dat met een martelaarsdood moest bekopen. Het Westen richtte Lumumba ten gronde omdat hij vasthield aan het ongeschreven maar ondubbelzinnige contract dat hij met de Congolese bevolking had afgesloten: de onafhankelijkheid moest meer opleveren dan wat voordelen voor een kleine zwarte elite, maar tastbaar zijn voor brede lagen van de bevolking. In het nieuwe Congo zou het koloniale bouwwerk grondig worden verbouwd. Echt dekoloniseren, en dat vereiste de afbouw van de privileges van de koloniale machten — de trusts, de koloniale ambtenarij en de katholieke kerk. Kortom, geen neokoloniale recuperatie van de onafhankelijkheid, maar een echt soeverein Congo, ten dienste van de Congolese volkeren. Brussel en Washington waren als de dood voor dit project, want als Lumumba in zijn opzet zou slagen en Afrika de weg zou wijzen, lag de weg open voor een bredere emancipatiebeweging die de westerse grip op de andere, pas onafhankelijk geworden landen, de Portugese kolonies of het Zuid-Afrika van de apartheid zou bedreigen.

…..
Bovenstaande voorbeelden tonen genoegzaam aan dat van een ondubbelzinnige erkenning van de verantwoordelijkheden van België in de ontsporing van de dekolonisatie van Congo (en Rwanda en Burundi) nog steeds geen sprake is. Historische waarheidsvinding kent nooit rechtlijnige progressie. Geschiedenis is steeds het voorwerp van een gevecht tussen contradictorische krachten, want wie het verleden ‘controleert’ zit in een goede uitgangspositie om ook zijn of haar kijk op het heden op te leggen. Belangrijke sectoren van het politieke en diplomatieke establishment — en hun academische en journalistieke spreekbuizen – proberen terrein terug te winnen. Terrein dat ze in de jaren 90 verloren, toen het stabiele neokoloniale bouwwerk dat in de jaren 60 het licht zag, instortte. Jaren waarin de regimes van Mobutu (Congo) en Habyarimana (Rwanda) implodeerden, sleutelfiguren als koning Boudewijn en Mobutu verdwenen, de Rwandese genocide (1994) schokgolven door de wereld joeg en het boek van Adam Hochschild over Leopold II, mijn boek over de moord op Lumumba en de bekentenissen van politiecommissaris Gerard Soete de geloofwaardigheid van de onschuld van België compleet erodeerden.

Hoe is het mogelijk dat anno 2020 officieel België de historische waarheid nog steeds niet voluit omarmt? Een land dat pretendeert de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens ter harte te nemen? Een land dat beweert zich te laten leiden door principes als het bevorderen van vrede, rechtvaardigheid, democratie? Het antwoord ligt in de vraagstelling zelf besloten: precies omdat Brussel zich laat voorstaan op het nastreven van vrede, rechtvaardigheid en democratie, weigert het zijn nefaste rol in het dekolonisatieproces van Centraal-Afrika te erkennen. Want hoe zou Brussel de rol kunnen spelen die het als klein imperialistisch land voor zichzelf op het internationale diplomatieke schaakbord heeft gereserveerd — promotor van democratie en mensenrechten, en bemiddelaar en vredesstichter, in een regio waar de bevoorrading van strategische grondstoffen voor de wereldmarkt moet worden gegarandeerd —, als het tezelfdertijd zou erkennen dat het op dat vlak zelf geen voorbeeldfunctie vervult? Als het zou erkennen dat het zelf mee aan de basis ligt van een neokoloniale wereldorde die elk jaar (2012 als voorbeeld) 1.300 miljard dollar in de ontwikkelingslanden pompt, maar datzelfde jaar 3.300 miljard dollar uit de periferie zuigt, dankzij interesttransferten, kapitaalvlucht en ongelijke ruil? Een wereldorde die zo nodig wordt afgedwongen met corruptie, staatsgrepen, militaire interventies, oorlogen? En dat België dus eerder deel van het probleem dan van de oplossing is? (Hetzelfde geldt, mutatis mutandis, voor de andere imperialistische machten: ook zij slagen er niet in om met hun koloniale verleden in het reine te komen, om dezelfde red enen.)

…..