JANSZ, Ernst 
    
      
    
      
    
      
    Molenbeekstraat 
  
    
      
    geen hoge bomen voor de deur
  
de planken vloeren kraken
het hout is donkerbruin van kleur
wit en licht zijn schaarse zaken
ik heb me op details verheugd
een bekende vlek op het behang
sporen uit een verre jeugd
de klank van stappen in de gang
    
      
    in lege kamers wil ik zoeken 
  
naar wat ik vergeten was
in het stof dat ligt in hoeken
in de kasten, achter glas
    
      
    Molenbeekstraat
  
Molenbeekstraat
ik herinner het mij
    
      
    hier ben ik op een dag geboren
  
zette ik mijn eerste stap
drukte ik mijn eerste sporen
in de kamers op de trap
beelden die ik was verloren
en in dit lege huis weer vind
ik kan zelfs het lachen horen
van een moeder met haar kind
    
      
    met mijn voetjes op de glijders
  
van de stofzuiger als paard
trekt zij mij een stoere rijder
rond de tafel langs de haard
    
      
    Molenbeekstraat
  
Molenbeekstraat
ik herinner het mij
    
      
    hier lag ik met een spichtig meisje
  
een wipneus en ze speelde fluit
steeds op bed hetzelfde wijsje
onder een beslagen ruit
ik kijk erdoor hij is gebroken
als veel wat teer en kwetsbaar was
en zie ons zo, nog pas ontloken,
maar nu gerimpeld achter glas
    
      
    morgen woont hier iemand anders
  
weet geen mens meer iets van ons
nieuw behang tegen de wanden
nieuwe verf op de plafonds
    
      
    Molenbeekstraat
  
Molenbeekstraat
ik herinner het mij
    
      
    
      
    De Bom
    
      
    
      
    Carriere maken 
    
      
    Voordat de bom valt 
    
      
    Werken aan mijn toekomst 
    
      
    Voordat de bom valt 
    
      
    Ik ren door mijn agenda 
    
      
    Voordat de bom valt 
    
      
    Veilig in het ziekenfonds 
    
      
    Voordat de bom valt 
    
      
    
      
    En als de bom valt 
    
      
    Lig ik in mijn nette pak 
    
      
    Diploma's en mijn checks op zak 
    
      
    Mijn polis en mijn woordenschat 
    
      
    Onder de flatgebouwen van de stad 
    
      
    Naast jou 
    
      
    
      
    Laat maar vallen want 
    
      
    Het komt er toch wel van 
    
      
    Het geeft niet of je rent 
    
      
    Ik heb jou nooit gekend 
    
      
    Wil weten wie jij bent 
    
      
    Wil weten wie jij bent 
    
      
    
      
    Ik ben verzekerd van succes
    
      
    Tegen brand en voor mijn leven 
    
      
    Ik heb van alles maar geen tijd 
    
      
    Ook niet voor heel even 
    
      
    Ik moet aan mijn salaris denken 
    
      
    En aan mijn relaties 
    
      
    Maar liever weet ik wie jij bent 
    
      
    Voordat het te laat is 
    
      
    
      
    Want als de bom valt 
    
      
    Dan lig ik in mijn nette pak 
    
      
    Diploma's en mijn checks op zak 
    
      
    Mijn polis en mijn woordenschat 
    
      
    Onder de flatgebouwen van de stad 
    
      
    Naast jou 
    
      
    
      
    Laat maar vallen want
    
      
    …..
    
      
    
      
    Jij moet nog huiswerk maken 
    
      
    Voordat de bom valt 
    
      
    Een diploma halen 
    
      
    Voordat de bom valt 
    
      
    E = mc² 
    
      
    Voordat de bom valt 
    
      
    Mit-nach-nachst-nebst-sammt-bei-selt-von- 
    
      
    Zu-zuwieder-entgegen-ausser-aus
    
      
    
      
    
      
    Telkens weer
  
    
      
    nu lig je naast me en je slaapt
    
      
    ik hoor je ademhalen
    
      
    en in het vroege morgenlicht
    
      
    zie ik voor het eerst je kamer
    
      
    je bent zo warm je bent zo zacht
    
      
    je arm ligt op mijn schouder
    
      
    je bent zo lief geweest vannacht
    
      
    ik heb van je gehouden
    
      
    en ik wou dat ik je zeggen kon
  
    
      
    ik weet dat ik nog jaren
    
      
    naar je kamer zal verlangen
    
      
    de platen die je draaide
    
      
    tranen op je wangen
    
      
    zoals je naar me luisterde
    
      
    en fluisterde: ik snap je
    
      
    zoals we samen lagen
    
      
    samen lachten om een grapje
    
      
    o ik wou dat ik je zeggen kon
  
    
      
    telkens weer
    
      
    denk ik aan je ogen bij het afscheid
    
      
    telkens weer
    
      
    wil ik bij je zijn
    
      
    telkens weer
    
      
    denk ik: ik ga weg en nu voor altijd
  
    
      
    nu lig je naast me en je slaapt
    
      
    ik hoor je ademhalen
    
      
    en in het vroege morgenlicht
    
      
    zie ik weer je kamer
    
      
    je bent zo warm je bent zo zacht
    
      
    je arm ligt op mijn schouder
    
      
    je bent zo lief geweest vannacht
    
      
    ik heb van je gehouden
    
      
    en ik wou dat ik je zeggen kon