MIRCK, Hanz
    
      
    
      
    
      
    Dertiende stadsgedicht
    
      
    
      
    Ik staar door muren als ruiten naar buiten
  
Iedereen kan me zien wassen, verkleden, proberen
te slapen. Niets meer voor mezelf, om te geven aan
wie het dichtst bij mag komen
    
      
    Mijn glas is van glas, door de barst tussen mijn machteloze
  
vingers lekt mijn leven op de glimmende vloer
Wat ik eet korrelt in mijn keel,
wat ik drink snijdt door mijn lijf
    
      
    Hard en breekbaar als ik ben,
  
de vingerafdrukken op mijn oppervlak;
alles breekt op mij, zelfs de kleuren, zelfs het licht
    
      
    Niemand zo leeg, zo zuiver
  
zo gloeiend gegoten, zo gestold
als een traan van glas, prins…