KNAAPEN, Martin
    
      
    
      
    
      
    perspectief
    
      
    
      
    als dan
    
      
    het licht verschijnt
    
      
    en de verte roept
    
      
    en de kanten wuiven
    
      
    
      
    als dan
    
      
    ik met lange passen
    
      
    voorbij mijn
    
      
    benen loop
    
      
    
      
    en slagschaduw
    
      
    over verhitte pleinen
    
      
    in verschaalde kroegen valt
    
      
    
      
    en dronken stormen
    
      
    uit ondiepe kelen
    
      
    over kasseien stromen
    
      
    
      
    zeg ik
    
      
    kom maar kleintje
    
      
    daar brandt de zee
    
      
    
      
    ik schep je een
    
      
    mooie morgen
    
      
    uit de nacht
  
    
      
    
      
    Kolengruizer
    
      
    
      
    ga mee de liefde bedrijven in het kolenhok
  
en laat mij handafdrukken op je billen plaatsen
of streepjescodes trekken op je rug
mijn lid zal glanzen als gepolijst obsidiaan
en als baken de weg langs heuvels wijzen
    
      
    zonder er een bende van te maken zal ik je teer beminnen dat is zeker
  
en laat je niets wijsmaken door properpredikers die
het donker nooit hebben begrepen
zij zien slechts roet in hun onreine gedachten
    
      
    wie durft er nog met blote knieën op de kolen te vrijen
  
niemand toch
maar ik vrees geen grauwvuur
bij het ontladen van onze passie
    
      
    en dat er geen kolenhokken meer zijn is gelogen
  
mijn hoofd is vol van gruizige gedachten