MARIJNISSEN, Hans F.
    
      
    
      
    
      
    Onderweg
    
      
    
      
    Om wat me vreemd is
  
in de mensen
om me heen,
in de wegrestaurants
onderweg
en op de stations
    waar ik rust,
    
      
    
      
    om wat ik herken
  
in mezelf
    en vrees
    
      
    
      
    reis ik. 
    
      
    
      
    
      
    Anna danst
    
      
    …..
    
      
    Anna danst,
  
haar ogen meten mij
in de branding,
omranding van haar
schuchtere schouders,
en haar nuchtere ouders
kijken toe
hoe
    hun Anna danst.
    
      
    
      
    Anna danst,
  
en ik, hink stap dichter,
zoek mijn kans,
volg uit cadans,
in onbalans,
op de rand,
tegen de wand,
mijn denken op zijn engst,
ademloze hengst,
    met te veel benen en geen sjans.
    
      
    …..
    
      
    Anna danst,
  
koninginnen
komen binnen
en worden genegeerd
zolang zij regeert,
volledig volleerd
haar hakken klikken klakken,
tranen en zweet
en klevende kleding,
maar
dans Anna,
hos Anna,
hosanna halleluja,
ik ben je schaduw
tot je licht dooft.