DEVOS, Jan
    
      
    
      
    
      
    Niets is voor altijd
    
      
    
      
    hij ligt boven op de spiegel
    
      
    hij ligt boven op zijn hoofd
    
      
    naast het bed tussen de scherven
    
      
    ik schoot raak recht in de roos
    
      
    ik schoot raak recht in de ...
    
      
    
      
    als men bang is mag men wenen
    
      
    ik ben bang en hij is dood
    
      
    maar de kat wil met me spelen
    
      
    maar de kat springt op mijn schoot
    
      
    maar de kat springt op mijn ...
    
      
    
      
    hij zei dat een man geen vrouw was
    
      
    hij zei niets is voor altijd
    
      
    hij zei dat ik nog een kind was
    
      
    en dat ik het toch niet begreep, niet begrijp
    
      
    
      
    vader zei dat hij zou komen
    
      
    moeder vroeg of hij me sloeg?
    
      
    en of hij mij, mij misschien had bedrogen?
    
      
    ik weet het niet en ik ben moe
    
      
    ik weet niets en ik ben ...
    
      
    
      
    als je moe bent, moet je slapen
    
      
    als je slaapt dan is het stil
    
      
    dan hoor je niets meer, niet meer wat ze vragen
    
      
    ik hoor niets als ik niet wil
    
      
    ik hoor niets als ik niet ...
    
      
    
      
    hij zei dat een man geen vrouw was
    
      
    hij zei niets is voor altijd
    
      
    hij zei dat ik nog een kind was
    
      
    en dat ik het toch niet begreep, niet begrijp
    
      
    
      
    als je moe bent, moet je slapen
    
      
    als je slaapt dan is het stil
    
      
    dan hoor je niets meer, niet meer wat ze vragen
    
      
    ik hoor niets als ik niet wil
    
      
    ik hoor niets als ik niet ...
    
      
    
      
    hij zei dat een man geen vrouw was
    
      
    hij zei niets is voor altijd
    
      
    hij zei dat ik nog een kind was
    
      
    en dat ik het toch niet begreep, niet begrijp
    
      
    
      
    hij zei dat een man geen vrouw was
    
      
    hij zei niets is voor altijd
    
      
    hij zei dat ik nog een kind was
    
      
    en dat ik het toch niet begreep, niet begrijp
    
      
    
      
    
      
    Witte nachten
    
      
    
      
    ze heeft haar kussen meegebracht
    
      
    is in mijn bed gekropen
    
      
    ze zegt dat ik niet bang moet zijn
    
      
    ze heeft de deur gesloten
    
      
    
      
    ik hoor hem vloeken op de trap
    
      
    dat hij haar nek zal breken
    
      
    dat alle vrouwen kippen zijn,
    
      
    dat zij nog veel moet leren
    
      
    
      
    haar buik is warm, haar voeten koud
    
      
    ze heeft mijn hand genomen
    
      
    vraagt als ik later groot zal zijn
    
      
    of ze dan bij mij mag wonen
    
      
    
      
    ze heeft haar kussen meegebracht
    
      
    is in mijn bed gekropen
    
      
    ze zegt dat ik niet bang moet zijn
    
      
    ze heeft de deur gesloten
  
     
    
      
    
      
    Kamer 14
  
    
      
    Er is niemand die ons kent.
  
Er is niemand die iets weet.
Ik vraag niet wie je bent.
Vraag me niet hoe ik heet.
    
      
    De dag schuift in de nacht,
  
de nacht weer in de dag.
Er is geen schade toegebracht.
Het laat geen sporen na.
    
      
    Neem niet meer dan ik je geef.
  
Geef niet minder dan ik vraag.
Neem het voor ik vergeet
dat alles toch vergaat.
    
      
    De dag schuift in de nacht,
  
de nacht weer in de dag.
Er is geen schade toegebracht.
Het laat geen sporen na.
    
      
    
      
    Valerio & Wallenda
  
(naar "The Great Valerio" van Richard THOMPSON)
    
      
    Boven de vlaggen op het plein,
  
tussen de daken en de wolken,
loopt hij door de blauwe lucht
omhoog naar de Zuidertoren.
De zon laait aan de hemel.
De tijd staat stil terwijl hij danst.
Geen net tussen koord en stenen.
Alleen de hete lucht.
    
      
    Mensen kijken,
  
kinderen zwijgen,
wachten tot hij valt.
Als een vogel uit de hemel
op de grijze straat.
    
      
    Hij wandelt niet alleen,
  
draagt een vrouw op zijn schouders…
Draagt haar hoog boven de stad.
Haar schaduw glijdt over de daken.
De zon laait aan de hemel.
Hij kruist de trein van kwart voor twee.
De kabel trilt onder zijn benen.
Haar zweet druppelt langs zijn rug.
    
      
    Mensen kijken,
  
kinderen zwijgen,
wachten tot zij valt.
Als een engel uit de hemel
op de grijze straat.