FAVEREY, Hans
    
      
    
      
    Zo eenvoudig
  
    
      
    Zo eenvoudig als een waterdruppel,
  
zo helder als een splinter berkenhout,
    
      
    Omdat het veulen geduldig en voorzichtig
  
uit het paard valt en kan staan,
    
      
    De vis als een metalen traan ontluikt
  
en kan vliegen, de mens after all
    
      
    Moeizaam leert zwijgen en wegzijn
  
tussen zijn gewapend steenslag,
    
      
    Zo eenvoudig, zo helder is het niet
  
wat ik overhoud wanneer ik
    mijn pen heb neergelegd.
    
      
    
      
    
      
    Zodra ik mijn ogen opsla
  
  
    
      
    Zodra ik mijn ogen opsla
  
is het onzichtbare mij ontglipt
en begin ik te zien wat ik zie:
herinneringen aan wat ik zag
en ooit al zal zien. Door te zien
blijf ik mij herinneren;
en hoop ik dat ik besta.
Vooral als ik naar haar kijk
wanneer zij zo haar hand door
haar haar haalt, haar elleboog
steunend op haar knie, en zij
iets tegen mij zegt.
    
      
    
      
    Zelden heeft de sprong van een panter
    
      
    …..
    
      
    En zo zal het je gebeuren, dat je nauwelijks
    
      
    merkt hoe je okselzweet van geur verandert,
    
      
    dat het je ontgaat hoe de centaur eerst
    
      
    zijn hoeven schraapt voor hij naar je
    
      
    toe komt, en in je veilige huis alles
    
      
    kort en klein schopt en slaat.
  
    …..
    
      
    
      
    
      
    Zonder begeerte, zonder hoop
  
    
      
    Zonder begeerte, zonder hoop
  
op beloning, ook niet uit angst voor straf,
de roekeloze, de meedogenloze schoonheid
    
      
    te fixeren waarin leegte zich meedeelt,
  
    zich uitspreekt in het bestaande.
    
      
    
      
    Laat de god die zich in mij verborgen houdt
  
mij willen aanhoren, mij laten uitspreken,
voor hij mij met stomheid slaat en mij
doodt waar ik bij sta, waar jij bij staat.
    
      
    
      
    Wat moet een brief
  
    
      
    Wat moet een brief zoals
  
deze hier niet hebben doorstaan
om zo dicht te kunnen naderen
    
      
    tot zijn voltooiing.
  
    
      
    Wat een parels worden niet
  
blindelings uitgestort
over zo een bittere
dorsvloer uit onyx.
    
      
    En hoe weerloos ligt daar niet
  
tussen de varens langs de beek,
al zo verstrikt in zijn netten,
nog na te lachen een clown
om al dit hierzijn om niet.