VAN DEEL, T.
    
      
    
      
    
      
    De bomen
    
      
    
      
    Een belevenis, daar niet van,
  
weer eens te lopen in een echt bos,
het knappen van verdroogde takken,
de vinkeslag, het korstig mos. Dat
geurt en leeft daar maar, je was
vergeten dat het ook zó kon. Kijk
naar de bloemen, stel hun namen
vast, heerlijke kennis der natuur,
niet te vervreemden, steeds paraat
bij hei en dennegroen. Denk even dat
het vroeger is, de bomen ietsje hoger,
prijs dán het weer, wijs op wat
    vliegt en mijd secuur de modder.
    
      
    
      
    
      
    Kouros
  
    
      
    Hij was bedoeld uit marmer op te staan
  
maar ligt, onaf, gedrukt tegen de berg,
zijn been gebroken, en ziet het ruggelings
met stijve armen aan. Een man die graag
van steen zou zijn genezen, die droomt van
scheep te gaan, maar aldoor onbeweeglijk
de regen op zich laat. Geborene die
in rots bleef steken en langzaam slijt
tot onbehouwen staat.
    
      
    
      
    Glorie
  
    
      
    Het is weer helemaal genieten. Zo
  
zou het altijd moeten zijn: licht
en vredig dus, alsof alles ineens
voor altijd en nooit weer is. Geen
lengte van dagen, geen gevoel van
weg te moeten en te huilen. Nooit
gaat meer iets voorbij.