 
    
    
      
    
      
    
      
    
      
    HEYTZE, Ingmar
    
      
    
      
    
      
    Muren, vazen
  
    
      
    De stad is oud, de wereld ouder.
  
Nu ben je nog een ademende knipoog
naar de sterren: later, hoeveel later weet
je nooit, een schaduw in de aarde.
    
      
    Muren - vergaderingen van klei
  
die ergens in een bedding lag totdat
een hand haar pakte, kneedde, bakte,
het moment in een oven bevroor.
    
      
    Vazen - schatbewaarders van leegte,
  
stofmijt, bloemen in brak water, twee
handen vol aan as. Geheugenplaatsen
    in glazuur: wat is, wat blijft, wat was.'
    
      
    
      
    
      
    Ik stuur je dit van boven
  
    
      
    Ik stuur je dit van
  
boven, deze letters
zijn mijn ogen. Ik
zie je vaker lopen,
lees de briefjes op
je telefoon. Ook dit
bericht past in je
hand: ik heb je lief.
    
      
    
      
    Montaignes mortuarium
    
      
    
      
    In mijn dagen was er zo weinig, zo onzalig
  
als sterven. Men deed het te jong
    en te slordig, omringd door geweeklaag.
    
      
    
      
    Ik heb mannen zien verwelken in bed,
  
verdronken in tranen van verwanten,
    gesmoord in gekrakeel van familie.
    
      
    
      
    Neem geen afscheid in een heksenketel.
  
Laat je niet verwurgen door de levenden.
    Zij krijgen alle tijd nog om te rouwen
    
      
    
      
    aan je graf. Jij niet. Stik niet in andermans
  
verdriet. Laat waardig los als je moet gaan
en ga alleen. Zo heb ik ook gedaan.
    
      
    
      
    Agatha
  
    
      
    Ik ben ergens halverwege als ik naar je kijk met deze ogen.
  
Mijn testament kan wachten, er is tijd – misschien
    
      
    heb ik nog drieëndertig jaar, misschien te weinig dagen
  
om jouw beeltenis te maken.Het kan me niet veel schelen
    
      
    zolang jij er bent, mijn leven lang, Agatha – met je naam
  
vol aah’s om te fluisteren in de nacht, met je handen
    
      
    en je lippen en het eeuwige geheim van wat er in je omgaat
  
als je naar me kijkt en lacht terwijl ik laag op laag breng,
    
      
    heen en weer been, zoekend naar je ware kleuren.
  
Met jou zal ik nooit ergens anders zijn dan halverwege,
    
      
    in het midden van de wereld. Mijn werk is mijn wapen
  
    tegen de tijd; mijn schild ben jij.
    
      
    
      
    
      
    Voor de liefste onbekende
    
      
    
      
    Wie van ons twee heeft de ander bedacht? 
    
      
    Paul Eluard
    
      
    
      
    Wat ben ik blij dat ik je nog niet ken.
    
      
    Ik dank de sterren en de maan
    
      
    dat iedereen die komt en gaat
    
      
    de diepste sporen achterlaat, behalve jij,
    
      
    dat jij mijn deuren, dicht of open,
    
      
    steeds voorbijgelopen bent.
    
      
    
      
    Het is maar goed dat je me niet herkent.
    
      
    Kussen onder straatlantaarns
    
      
    en samen dwalen door de regen,
    
      
    wéér verliefd zijn, wéér verliezen,
    
      
    bijna sterven van verdriet -
    
      
    dat hoeft nu allemaal nog niet.
    
      
    
      
    Ik ben nog niet aan ons gehecht.
    
      
    Ik kijk bepaald niet naar je uit.
    
      
    Neem de tijd, als je dat wilt.
    
      
    Wacht een maand, een jaar,
    
      
    de eeuwigheid en één seconde meer -
    
      
    maar kom, voor ik mijn ogen sluit.
    
      
    
      
    
      
    Lezen
    
      
    
      
    Mijn boeken zijn meer
    
      
    dan gebundeld papier
    
      
    zoveel meer
    
      
    dan een paar glazen inkt
    
      
    op dood hout
    
      
    
      
    het zijn stemmen
    
      
    die nimmer
    
      
    de stilte doorbreken
    
      
    
      
    ruisende werelden,
    
      
    plaatsen van rust
    
      
    
      
    het zijn bomen
    
      
    die weer zijn begonnen
    
      
    te spreken
    
      
    
      
    
      
    Utrecht 2001
    
      
    
      
    Utrecht is een grijze dame met een opgebroken hart
    
      
    Utrecht is een toverstad waar baksteen groeit tot kathedralen
    
      
    Utrecht is een pleisterplaats voor magistraten, zenuwlijders,
    
      
    zakkenwassers, zakkenvullers, dromers en vandalen.
    
      
    
      
    Utrecht is een knekelveld van oude sarcofagen.
    
      
    Utrecht is geheime tuinen, binnenplaatsen vol seringen, 
    
      
    singels waar nog vogels zingen - Utrecht is de Zwaansteeg
    
      
    met de zon er schuin doorheen. Utrecht is van licht en steen.
    
      
    
      
    Utrecht is een stad waar je niet weg kunt en niet blijven
    
      
    om er stijlvol te vergrijzen tussen kroegen, kerken en paleizen,
    
      
    aan vertwijfeling ten prooi. Utrecht is een gouden kooi. 
    
      
    
      
    Utrecht is een plek aan de rivier waar ooit drie schepen landden,
    
      
    lang begraven werkershanden palen sloegen, stenen sjouwden, 
    
      
    huizen bouwden, vuren brandden.
    
      
    
      
    
      
    Het laatste bed
    
      
    
      
    Als kind had je een eigen leven
  
op je kleine jongenskamer
met de grote deur vol stickers
    die de wereld buitensloot
    
      
    
      
    met je beer tussen de dekens
  
lag je in een glanzend ei
van fantasie, je hebt altijd
    geslapen in een soort van boot
    
      
    
      
    dit alles komt gewoonlijk bij je op
  
in onbekende bedden
zoals nu – van een vreemd lichaam
    krijg je slaperig een zoen
    
      
    
      
    het liefste meisje voor vanavond
  
alsof zij je kan behoeden
voor je allerlaatste bed
    in ziekenhuis of paviljoen.
    
      
    
      
    
      
    Projectie 
    
      
    
      
    Het zal wel donker zijn, en stil, als je er niet meer bent.
  
Misschien zo stil en donker als het ademloos moment
waarop het zaallicht dimt voordat de film begint,
      
    
      
     Dat ogenblik. De hele eeuwigheid. Misschien.
  
Maar als je droomt dat je een vlinder bent,
kun je evengoed een vlinder zijn
die droomde dat hij mens was.
      
    
      
     Je mag dit nooit vergeten. Op een dag
  
kust een van ons de ogen van de ander dicht
en moet dan weten: dit is louter pauze totdat alles
     weer opnieuw begint. Jij en ik – geen stof, maar licht.
    
      
    
      
    
      
    Bruiloft
  
    
      
    Blijf weg van de bruiloft. Daar zijn twee mensen
  
Die je niet wilt spreken. Er is een oom die moppen
Tapt, een tante die een zelf vertaald liedje zingt,
Een oma die iedereen aanklampt en zegt:
‘Dat ik dit nog mag meemaken’.
    
      
    Er komt een ex die alle flessen op tafel ziet
  
En denkt: dat is niet genoeg. Er zijn kinderen
Die rennen, schreeuwen, stampen, vallen, huilen
En naar huis worden gebracht. Er zijn mannen
Die de barsten in elkaars schouders slaan.
    
      
    Er zijn zwetende vrouwen met minder genade
  
Dan guillotines. Er is een verkeerd gereden passant
Die spijbelt van een crematie. Er is iemand
Die het bos in loopt, glas in de hand,
En nooit meer wordt gezien.