VERHANNEMAN, Siel
    
      
    
      
    
      
    Je kleeft aan me vast als een slechte herinnering.
  
Je zit me op de huid, je kijkt me op de vingers.
En net als een hond na een regenbui,
probeer ik jou weer van me af te schudden.
     Hoe graag ik je in duizend druppels als een plas wil achterlaten.
    
      
    
      
    
      
    Je was het helemaal vergeten
  
    
      
    Tot hij je kin tussen zijn duim- en wijsvinger neemt
  
en je zijn aanraking voelt tot in je onderbuik.
    
      
    Tot hij zijn mond op die van jou drukt en de
  
seconden veel langer duren dan gewoonlijk.
    
      
    Tot hij na het kussen zacht op je onderlip bijt en
  
glimlacht en je knieën plots van wol lijken te zijn.