JONGSMA, Janine
    
      
    
      
    
      
    Sommige dingen zijn gewoon logisch
  
    
      
    Sommige dingen zijn gewoon logisch
  
in ons huis kun je overal je voeten vegen
het tegeltapijt heet je honderd keer welkom
maar als de bel gaat doe je niet open
    
      
    Wij zijn erop getraind om ter plekke neer te vallen
  
ons achter de bank te verstoppen
of desnoods in het gordijn te wikkelen
niemand maakt een enkele beweging
    
      
    Wij zijn erop getraind dat de indringer niet opgeeft
  
roerloos seinen we met onze ogen richting voordeur
want er volgt steevast nog een tweede poging
die van het langdurig de vinger op de bel houden
    
      
    Wij blijven in de houding zonder een krimp te geven
  
want we willen niet onbeleefd overkomen
op mensen die weten dat we thuis zijn
    en door het venster staan te gluren
    
      
    
      
    
      
    Dwalen
  
    
      
    laat mij in je kruipen
  
ik sla je huid opzij
en duik eronder
    
      
    nee, ik doe je geen pijn
  
je merkt er niets van
niet in het begin althans
    
      
    ik ga dwalen door je lichaam
  
verken eerst je onderbuik
waar ik vlinders zal ontwaken
    
      
    in je lendenen het vuur
  
dat hoog opvlamt en zacht dooft
maar ik zorg dat het niet uit gaat
    
      
    in je hoofd wandel ik
  
een lange hete zomer
door al je gedachtegangen
    
      
    om af te dwalen naar je hart
  
en daar blijf ik dan zitten
    als het mag
    
      
    
      
    
      
    Namen op de wand
  
    
      
    Ik ga roerloos liggen in je hart
  
als ik ’s nachts tegen je aankruip
tot de slaap jou heeft overmand
en ik stiekem naar boven sluip
    
      
    om jouw geheugen te ontdoen
  
van nieuwe vrouwen in het bestand
brutaal geschreven op de muur
van je hersenen aan de gevoelskant
    
      
    hebben zij in goud glanzende krullen
  
opzichtig hun naam sierlijk gespeld
trekken uiterst verleidelijk de aandacht
kirren haast om te worden voorgesteld
    
      
    woest kras ik al hun namen door
  
met mijn dikke zwarte watervaste stift
kerf in blokletters bloedrood mijn naam
    met mijn blote vingers gedoopt in drift
    
      
    
      
    
      
    Ongezochte vondst
    
      
    
      
    Jij, die weet dat ik geen onbeschreven blad ben
  
maar getekend door woorden
mij kunt lezen nu ik naakt voor je lig
en ik mijn ziel in je lichaam schrijf
    
      
    Jij, die behoedzaam de blaadjes van mijn hart
  
omdraait als ik er hardop uit voorlees
ezelsoren vouwt in kwetsbaarheid
zodat ik weet waar ik gebleven ben
    
      
    Jij, die weet hoe je onderhuids kruipt
  
onder mijn vel beweegt
mij van mijn zinnen berooft
     ze teder uit hun verband haalt en omwikkelt met liefde
    
      
    
      
    
      
    Reservetijd
  
    
      
    en als je mij hebt doorgrond,
  
weet dat er daarna niets meer komt
wat jou nog verbazen zal in mij
    
      
     jij mijn restwaarde afschrijft 
  
waar ik liefheb in ons trouwboekje
geen beroering meer voelt
    
      
     aan de andere kant van ons bed
  
waar ik al jaren niet meer kom
je mij plichtmatig welterusten wenst
    
      
     verval ik in het stilzwijgen van ons huwelijk
  
onder de noemer “houden van”
tot een obligate kus bij gelegenheden
    
      
     was ik de vlekken uit je onderbroeken
  
stel ik louter retorische vragen
en serveer onopvallend je lievelingskost
    
      
     om de aandacht voor die halfdode vrouw
  
in dit krankzinnige instituut
maar niet op mij te vestigen