KOENEGRACHT, Frank
    
      
    
      
    
      
    Wat baat u goud wanneer uw ziel van ijzer is.
    
      
    
      
    
      
    Zoals een dier
  
    
      
    zoals een dier
  
kan kijken
in oogopslag
in onderzoek
naar trouw
    
      
    zoek je me
  
om wat ik ben
hou je van me
    hou je me
    
      
    
      
    
      
    Gedicht dat goed afloopt
    
      
    
      
    Wanneer je ’s avonds laat in bed, 
    
      
    boek in je rechterhand, lul
    
      
    in je linker de dingen op een rijtje zet 
    
      
    en constateert: nulkomma nul
    
      
    heb ik bereikt; ’t is godverdomme net 
    
      
    alsof mijn huis is scheef gezet.
    
      
    Of als je wakker wordt als een insect 
    
      
    en gele stroop uit al je wonden lekt 
    
      
    maar iedereen gewoon doet
    
      
    en je groet en het goed 
    
      
    met je meent.
    
      
    Als je verdroogd op zee drijft
    
      
    en er is geen hoop meer maar slechts dorst 
    
      
    je laatste beker heb je trillende vermorst 
    
      
    en barsten schieten in de plank
    
      
    wiens hoofd duikt er dan lachend uit het water 
    
      
    wie zegt er dan: zorgen zijn voor later?
    
      
    Je vrolijke vriend Frank. 
    
      
    
      
    
      
    Een gezonde Hollandse jongen 
    
      
    
      
    Hoe ik er kwam ben ik vergeten 
  
maar ik leunde over de rand
    van een put en beschouwde de diepte. 
    
      
    
      
    Zeker is, dat het een stralende dag was, 
  
maar onder in de put
    was het zo duister 
    
      
    
      
    als in de reet van een kerkvorst 
  
en lagen de wolken
    als galblazen bijeen 
    
      
    
      
    terwijl aan de oppervlakte 
  
van het water mijn gezicht
    wiegde op zijn film van moleculen. 
    
      
    
      
    Het was wel mooi dat ik aldus 
  
gestalte gaf aan de gedachte
    dat men zichzelf moet zijn 
    
      
    
      
    in deze eeuw, maar mijn knieën 
  
knikten.
    Toen kwam jij in je witte Honda.
    
      
    
      
    
      
    1975 
    
      
    
      
    Het waren mooie jaren toen 
  
de geest woei op bijeenkomsten
tijdens andermans kantooruren
    bij versterkte tot zeer versterkte muziek. 
    
      
    
      
    Mooie jaren, mooie jaren waarin 
  
de neiging tot speelsheid
der werkende klasse
    onomstotelijk werd vastgesteld. 
    
      
    
      
    Maar uit de ledige hemel viel 
  
    de ontzaggelijke stropdas.
    
      
    
      
    
      
    Geluk
  
    
      
    Ik vond laatst wat losse scherven van de oude tijd
  
zij liggen her en der in mijn herinneringen verspreid.
Die vaas van toen was nauwelijks nog te repareren
de randjes waren te scherp, dat zou teveel bezeren.
    
      
    Sommigen spreken van scherven brengen geluk.
  
Anderen denken dat wat kapot is, is vooral toch stuk
Bij pech snijdt zo’n scherf je zelfs tot bloedens toe
dan helen wonden tot littekens, weet je niet waartoe
    
      
    In een mensenleven gebeuren zo van die dingen,
  
Vazen breken soms, het lot laat zich niet bedwingen
Maar ik geloof, nu de scherpe randjes zijn gesleten
ik een mozaïek zie van scherven die ik niet ben vergeten
    
      
    Ik bewaar het zorgvuldig, zij maken mij tot wie ik ben
  
    man, vader, een zoon, mens, een hardloper in de pen.
    
      
    
      
    
      
    Rug gebroken, verder goed 
    
      
    
      
    Het is hier absoluut niet pluis. 
  
De buren lachen niet, er klinkt
    geruis waarin ik gefluister meen 
    
      
    
      
    te horen over zeeschepen, woudranden, 
  
bloemen, maar meestal blijk ik abuis,
    en sta tot wanhoop van velen met mij 
    
      
    
      
    met een gezicht als een spade 
  
    uit het raam te turen. 
    
      
    
      
    Vergeving voor dit lied. 
  
Vandaag ben ik mezelf haast niet.
    Dat kan nog even duren. 
    
      
    
      
    Kanalen rijzen overeind, seizoenen 
  
gaan met ratels langs de deuren,
    verdronkenen kantelen in het riet. 
    
      
    
      
    Ik denk dat ik maar eens ga kuren 
  
    of doctor word in het sanskriet.
    
      
    
      
    
      
    Amoureuze luchtvaart (1976)
    
      
    …..
    
      
    Zo vliegt de kist met middenstandszaad over 
  
de tuintjes en de dochters, ooit nagelfijn geboren
voor de rijst maar nu
voor de met topspin geladen passie
    van de Bumsenexpress. Bummm.
    
      
    …..
    
      
    
      
    
      
    Geen uitgang
  
    
      
    Het is mij opgevallen dat er in dit huis
  
geen uitgang is. Zoekend naar tenminste
vensters dwaal ik door het feest.
    
      
    De heer des huizes is van hout.
  
Hij kan daar niets aan doen maar zo ontwijken
toch de vele prachtige dames hem.
    
      
    Er zijn ook bedienden vol sluimerende wijnen.
  
Er zijn ook zilveren danseressen.
Er heersen sluwe sferen achter de gordijnen
    
      
    maar er is geen uitgang.
  
Geen uitgang naar de sterren buiten.
    
      
    
      
    Drie vaders
  
    
      
    Ik heb drie vaders.
  
De eerste zei nu heb ik je
laten studeren maar daardoor kunnen we
niet goed meer praten. Ik vergat hem.
De tweede zei kom maar, kijk
daar staan twaalf kromme perenbomen
onder de maan, het is feest,
daar zijn de meisjes. Hij vergat mij.
De derde zei hoe gaat het met u,
schrijft u nog gedichten? Geeft niet.
Dichters moeten soms lang zwijgen. U bent
dokter nietwaar, zou u eens naar mijn
zieke karper willen kijken? Hij heeft
een soort schimmel.
Dit zijn mijn drie vaders.
    
      
    
      
    Epigram
  
    
      
    Als je dood bent op een dag
  
blijven de lampen rustig in hun fittingen
en ook de wc kan je gewoon doortrekken.
Wel voorzichtig want
het vlottertje werkte al niet goed.
Alles doet het nog: bijvoorbeeld
de overdrijvende wolkenvelden
en de matige tot krachtige tijdelijk harde
tot zeer harde wind uit uiteenlopende richtingen.