LANGENDIJK, Pieter
    
      
    
      
    
      
    Vraag
    
      
    
      
    Zijn naastens goed begeren,
    
      
    Te woekeren, te scheren,
    
      
    Te zorgen voor zijn pens,
    
      
    Nooit voor zijn evenmens.
    
      
    Op ‘t huisgezin te grauwen
    
      
    En armen toe te snauwen,
    
      
    Maar driemaal daags te kerk;
    
      
    Is dat geen christelijk werk?
    
      
    
      
    
      
    Een deugdelijk voorbeeld
    
      
    
      
    Oom Joost leeft sober en Godvruchtig.
  
(De Wereld is te los en kluchtig)
Hij maakt van de ijdle pracht geen werk.
Hij zit in huis of in de kerk,
En houdt het Mensdom voor bedorven.
Hij zucht, hij treurt, en is ontsteld.
Hij is de Wereld afgestorven,
    En zoekt voortaan alleen maar geld.