ANONIEM
    
      
    
      
    Waer staet jou vaders huys en hof? 
    (Uit W.D. HOOFTs “Jan Salie”)
  
    
      
    - ‘Waar staat jouw vaders huis en hof,
  
Adelijn bruin madelijn,
mooi meisje fijn?’
- ‘Aan geen groen heide, aan geen groen stof,
daar staat mijn vaders huis en hof.
Zwijg al stille, mijn lief,
en laat jouw vragen zijn.’
    
      
    - ‘Hoe kom ik op jouw kamerkijn,
  
Adelijn bruin madelijn,
mooi meisje fijn?’
- ‘Neem jouw toffeltjes in jouw hand,
kousvoeteling maak zo zoete gang.
Zwijg al stille, mijn lief,
en laat jouw vragen zijn.’
    
      
    - ‘En of dat deurtje kraakte,
  
Adelijn bruin madelijn,
mooi meisje fijn?’
- ‘Wij zullen d’r een pond zeep aan slaan,
het deurtje zal zonder kraken gaan.
Zwijg al stille, mijn lief,
en laat jouw vragen zijn.’
    
      
    - ‘Hoe kom ik op jouw beddeke,
  
Adelijn bruin madedelijn,
mooi meisje fijn?’
- ‘Neem jij het deken en ik het laken,
wij zullen wel op het beddeke raken.
Zwijg al stille, mijn lief,
en laat jouw vragen zijn.’
    
      
    - ‘Hoe raak ik bij jou onder,
  
Adelijn bruin madelijn,
mooi meisje fijn?’
- ‘Leg jouw armpjes over de mijn,
het zal Sint Jan wel zomer zijn.
Zwijg al stille, mijn lief,
en laat jouw vragen zijn.’
    
      
    (Bewerking Z. DE MEESTER)