POSTMA, Obe
    
      
    
      
    
      
  
| 
            
               
 | 
            
               De uitgetrapte wal karig begroeid Afgegraasde stek en aangevreten riet – De weide met zijn dracht Van klaver, bloemetjes en al Wat op de zeis wacht 
                 Werd één in mij.
            
               't Geloei dat door de velden klinkt En heel ’t gewoel Dat me zo levendig omgeeft, 
                 Werd één in mij.
            
               En wat er sloofde en zwoegde eeuw na eeuw En al wat hier door bloei en sterven ging 
                 Werd één in mij.
            
               |