BOERSTOEL, Jan


Wandeling Door Rijnmond


De zon komt op boven de afvalhopen

De laatste vale flarden ochtendsmog

Zijn in de grijze leegte uitgevlokt

En ik besluit een eindje om te lopen

Een frisse morgenbries waait geuren aan

Van kunstmest, kraakprocessen en methaan


Wat is het heerlijk stil zo 's morgens buiten!

Langs de betonnen oever van de vliet

Loop ik op land'lijk asfalt en geniet

Het water sist gesmoord, de treinen fluiten

Ik adem mij mijn longen bijna stuk

En voel me duiz'lig worden van geluk


Laag boven mij zie ik de wolken drijven

Als mammoettankers zeilen ze voorbij

In vele tinten, teer en lood en lei

Het maakt mij bang, dat het niet droog zal blijven

Nog eventjes dan breekt het onweer uit

Dan zal de regen branden op mijn huid!


Maar nee, daar waart een huiv'ring door het lover

Daar jaagt de wind de wolken op de vlucht

Ik zie al weer een stukje grauwe lucht

De hemel zij gedankt, de bui drijft over

Een regenboog breekt door het wolkendek

In alle kleuren van een olievlek


Opa's verjaardag


De morgen van zijn honderdste verjaardag

Kreeg opa een beschuit bij zijn ontbijt

En deden alle zusters even aardig

Per slot is honderd jaar een hele tijd

Hij mocht de hele dag bezoek ontvangen

Er werden stoelen rond zijn bed gezet

En roodpapieren slingers opgehangen

Dat gaf meteen zo'n feestelijk cachet


Om halfelf kwam de directeur persoonlijk

Gewapend met een potplant en een speech

Te lang en slaapverwekkend als gewoonlijk

Maar opa hoorde toch al jaren niets

Met zware stem en machtige gebaren

Besprak de directeur de tijd die vloog

Wat misschien gold voor opa's honderd jaren

Maar vast niet voor des directeurs betoog


Daarna kwam er een stroom familieleden

Uit Sidderburen zelfs en uit Goeree

Vol jaren opgespaarde hartelijkheden

En ieder bracht cadeautjes voor hem mee

Voornamelijk tabak en confituren

Maar ook een paar pantoffels en een vest

En drie kisten sigaren, hele dure

Want zijn gezichtsvermogen was nog best


Des middags, na het verplichte uurtje rusten

Werd hij opnieuw bewonderd en verwend

Door bloed- en aanverwanten die hem kusten

Nog voordat hij ze eigenlijk had herkend

Rechtop in bed, met blosjes op de konen

Omringd door al wat hem gegeven was

Leek hij tussen zijn oud geworden zonen

Een feniks rijzend uit sigarenas


Maar 's avonds is de hoofdzuster gekomen

Nadat de gasten waren weggegaan

En heeft al die cadeautjes meegenomen

Waarvan het gebruik hem niet was toegestaan

Tabak en zoetigheid, zelfs het vest met mouwen

Daar wol nog wel eens irriteren wou

Alleen het paar pantoffels mocht hij houden

Toch jammer dat hij nooit meer lopen zou


Recht op vrije meningsuiting


Recht op vrije meningsuiting,

dat betekent, heel normaal,

dat je niet de hele dag hoeft

lopen letten op je taal;

dat je hardop durft te praten

in de tram of in de trein,

over wat je stom of slecht vindt,

zonder bang te hoeven zijn.


Recht op vrije meningsuiting,

dat betekent, heel gewoon,

dat er niet wordt meegeluisterd

naar je eigen telefoon;

dat je in de krant kunt schrijven:

'de regering maakt me kwaad',

zonder dat je daar meteen voor

de gevangenis in gaat.


Recht op vrije meningsuiting,

dat betekent ook het recht

om te demonstreren, dat je

voor je idealen vecht;

door de straat te mogen opgaan

met een spandoek of een bord,

zonder dat je door agenten

in elkaar geslagen wordt.


Recht op vrije meningsuiting,

daar is niks bijzonders aan

in een land waar dat soort dingen

allemaal zijn toegestaan.

En dus sta je raar te kijken,

wanneer iemand je vertelt,

dat in meer dan honderd landen

helemaal dat recht niet geldt.


Recht op vrije meningsuiting

heeft nog lang niet iedereen

en voordat het zó ver zijn zal

daar gaan jaren overheen.

Maar al kun je al die mensen

dan niet helpen aan dat recht,

toch helpt het allicht een beetje,

wanneer je er wat van zégt.


Hier in dit land


Hier in dit land van water en van wind

en wolken die tot aan de hemel reiken,

een pannenkoek van klei en zand en grind,

vol kleine mensen achter hoge dijken,

hier wordt als regel zuinig voortgeplant

en heet de favoriete hobby maaien,

de favoriete stand de middenstand,

wil heel wat onweer tóch nog overwaaien

en halen heel wat levens nooit de krant,

hier in dit land,

ons land.


Hier in dit land van water en van wind

en almaar nieuwe soorten autochtonen,

gezagsgetrouw en koninginsgezind

en ook weer blij om hier te mogen wonen,

mannen in alle kleuren zonverbrand

op ongebruikelijke zomerdagen

en vrouwen, die in religieus verband

soms rare hoedjes of een boerka dragen,

die zijn dan vaak wat zwaarder op de hand,

hier in dit land,

ons land.


Bevlogenheid is niet ons sterkste punt

en ook zijn hier geen bergen te bestijgen,

waar één ding wordt ons altijd weer gegund:

jenever om de hoogte van te krijgen

en daarna vanzelfsprekend pepermunt…


Hier in dit land van water en van wind,

waar wij het doorgaans best getroffen hebben,

maar waar al gauw het jammeren begint,

zodra de overvloed dreigt weg te ebben.

Dus gaat het met de taal hier navenant:

begrippen die het helemaal gaan maken

zijn knettergek en zweep en harde hand,

terwijl weer andere in onbruik raken,

zoals beschaafd, humaan en tolerant…

Hier in dit land,

ons land.


Geen kind meer


Je leeft je eigen leven,

wat zij er ook van vindt,

je bent allang geen kind meer.

Je wilt erover praten,

maar niet op die manier,

je zult haar best verdriet doen,

maar niet voor je plezier.

Wat moet je nog met haar en

met haar ouderlijk gezag?

En dan opeens, dan is-ie er, die dag…


De dag waarop je moeder sterft,

de dag die je dagen

van dan af aan wat grijzer verft,

al hou je niks te klagen:

je hebt je goede vrienden nog,

die staan je ook dichtbij

en als je soms een minnaar zoekt,

dan staan ze in de rij.


Maar niemand zal meer weten

hoe je met je pop kon spelen

en niemand zal nog ooit

je vroegste vroeger met je delen.

De dag waarna je nooit meer

kwetsbaar wezen mag en klein,

de dag waarna je nooit meer kind zult zijn.


Wat al die jaren fout ging

komt dan niet meer terecht

en wat je nog wou zeggen

blijft eeuwig ongezegd:

de machteloze frasen

van je genegenheid

en dat het niet haar schuld was

en ook dat het je spijt.

De dingen die je lang niet zeggen kon

en zeggen wou

en dan zo graag nog één keer zeggen zou…


De dag waarop je moeder sterft,

dat jij wordt losgelaten

en al haar eigenschappen erft,

die jij zo in haar haatte:

de scherpe tong, de bokkenpruik,

deze zure schooljuffrouw,

die zullen ze dan binnenkort

herkennen gaan in jou.


En hoop´lijk ook de and´re kant:

de aardige, de zachte,

maar of je die hebt meegeërfd

valt nog maar af te wachten.

De dag waarna de rest

een kwestie wordt van tijd en pijn,

de dag waarna je nooit meer kind zult zijn.


Ze hebben nooit op haar geleken

Ze hebben nooit op haar geleken,

daar heeft het altijd aan geschort.

Ze hebben nooit op haar geleken,

dus kwam hij steeds aan hen te kort.

Soms was het om hun mooie ogen,

hun mooie lichaam of hun stem,

hij heeft ze ook wel eens gemogen

en dikwijls hielden ze van hem.


Maar in de radeloze uren

voor elke nieuwe grijze dag,

dan lag hij in de nacht te turen

en haatte wie er naast hem lag.

Ze hebben nooit op haar geleken,

ze zijn gekomen en gegaan.

Ze hebben nooit op haar geleken,

dat heeft hij zich nooit toegestaan.

Hij kon hun warmte niet verdragen

en zij niet altijd zijn verdriet,

hij heeft ze er wel om geslagen,

maar van hen houden kon hij niet.


Toch hadden ze hem veel te geven,

zelfs waar hij altijd overvroeg,

een enkele haar hele leven,

maar dat was hem niet eens genoeg.

Ze hebben nooit op haar geleken,

al kwamen sommigen een end.

Ze hebben nooit op haar geleken

en haar heeft hij nooit echt gekend.


Het Oude Liedje

Het is weer herfst, de bollenvelden worden toegedekt

Als kind'ren voor de nacht, maar deze nacht gaat maanden duren

En aan de einder zie ik, hoe de rook van verre vuren

In paarse wolken langs de bleke najaarshemel trekt

De zomer is voorbij en jij voorgoed van mij genezen

Morgen zal het winter wezen

De blaad'ren sterven en de laatste oogst wordt ingehaald

Nog even en het vee gaat weer verdwijnen uit de weiden

En nu al lijkt het, door de flarden ochtendmist, bij tijden

Tot wangedrochten uit het schimmenrijk te zijn vervaald

Maar wie of wat geen warmte wacht, begint de kou te vrezen

Morgen zal het winter wezen

Alles wat in de kamer is, herinnert nog aan jou

Als ik mijn ogen dicht doe, kan ik haast je stem nog horen

Het bed heeft zelfs je warmte nog niet helemaal verloren

Alsof het zich verzet tegen de naderende kou

Hoe zal ik ooit nog ene dag gelukkig zijn na dezen?

Morgen zal het winter wezen


Oude vriend

Ze vallen meestal tegen als je ze herleest,

de boeken, die je ooit (figuurlijk) hebt verslonden,

want wat je daar ook vroeger mooi aan hebt gevonden,

dat blijkt dan op zijn hoogst inmiddels mooi gewéést.

En toch... Je pakt wel eens een bandje uit een kast,

blaast er het stof af en al bij de eerste zinnen

wandel je lang vergeten paradijzen binnen,

weer als vanouds ontroerd en weer opnieuw verrast.

Een vriend van wiens bestaan je amper nog iets wist,

maar die je al die jaren pijnlijk hebt gemist.


Iemand moet het doen

De televisie toont een groepje mannen en in het midden staat de delinquent
Die oogt een beetje minder zelfverzekerd toevallig ook een beetje meer pigment
Hij staat op zijn verdiende loon te wachten zoals dat is geregeld in de wet
Zo aanstonds moet hij in een stoel gaan zitten
En daarna wordt hij onder stroom gezet
Door iemand die geen dure tijd verspilt met domme vragen
Door iemand die alleen maar doet wat hem wordt opgedragen

Iemand moet het doen, iemand moet een hendel overhalen
En dat scheelt de maatschappij dan weer een moordenaar
Niemand moet het doen, niemand moet het volksgevoel vertalen
In een resoluut gebaar en daar gaat ie dan en klaar
Iemand moet het doen, iemand moet het willen

De hele binnenstad is in beroering er wordt geplunderd en ook brand gesticht
En boze demonstranten schreeuwen leuzen die tegen de regering zijn gericht
Achter gesloten ministeriedeuren vergadert een gesloten kabinet
En hoort steeds dichter bij het oproer kraaien
Gelukkig dat de straat is afgezet
Door een cordon politiemannen met getrokken wapen
En voor hen staat een officier nerveus zijn keel te schrapen

Iemand moet het doen, iemand geeft de opdracht om te schieten
Ook al maakt hem dat vooruitzicht nog zo bang
Iemand moet het doen, iemand commandeert het bloedvergieten
Dirigeert de zwanenzang in het algemeen belang
Iemand moet het doen, iemand moet het willen

En een rechter moet zich houwe aan de woorden van de wet
Ook al krijgt hij wel eens last van zijn geweten
Als hij hongerlijers naar hun armoeland terug beschikt
En daar hebben ze alleen maar gras te vreten
En een staatsman moet niet bang zijn voor een rigoureus beleid
Ook al valt hem dat soms helemaal niet mee
Want dat is hij aan zijn kiezers en zijn ijdelheid verplicht
En dat legt hij daarom uit op de tv

Iemand moet het doen, altijd zal wel iemand dat beweren
Altijd zegt wel iemand dat ie daarom dingen doet
Iemand moet het doen, iemand moet de wereld mores leren
Kosten wat het kosten moet, vrijheid of geluk of bloed
Iemand moet het doen, iemand moet het willen en de rest vind het wel goed


Bezoekuur

Ze zitten in de grote hal gedwee te wachten,

voorzien van dode bloemen en van troostend fruit,

tot de portier door middel van een belgeluid

het sein zal geven om zich ziekenwaarts te jachten.

Intussen roken zij een sigaret en roemen

de dokters, die vandaag de dag heel kundig zijn,

of lezen bordjes, die in ziekenhuislatijn

de kwalen paviljoensgewijs bij name noemen.

Dan klinkt de bel, en prompt begint het storm te lopen,

de dubbeldeur naar de verschrikkingen zwaait open...



Avant ski


De ene heeft een kamer met een bad,

de tweede heeft meteen de open haard aan,

de derde heeft na één nacht een baard staan,

de aidspatiënt heeft alles al gehad.

Het dorpje heeft nog de vertrouwde sfeer,

net als de kroegen de vertrouwde flessen

en alle leraren en leraressen,

die hebben het nog altijd, zonder meer.

En iedereen heeft zich weer voorgenomen

om dit jaar niet gebroken thuis te komen.


Winterslaap


Zo'n egeltje, dat in november slapen gaat

en dromend alles mist: de Sint als kreupelrijmer,

de kerstcommercie en het oudejaarsgemijmer,

de nieuwjaarsborrels en de nieuwjaarsleuterpraat,


fantastisch toch? En wat hem verder blijft bespaard:

sneeuw, ijs en hagelbuien, biberen en rillen

en carnaval... Zoiets zou u toch ook wel willen?

Pas als de lente terugkomt in de loop van maart


ontwaakt hij fit en fris na bijna twintig weken.

En daarna gaat hij een verkeersweg oversteken.