LEEGWATER, Monique
    
      
    
      
    Het gebed van Beulaeke
  
    
      
    als een keizer kijk ik uit over de waterlijn
  
met aan mijn voeten het ontheemde rijk
van begraven daken, verzande straten, velden
die verlaten zijn, waar stemmen klonken
handen groeven, staken in geturfde grond
    
      
    in mijn schoot stroomden ze samen
  
schoven vrome vingers ineen
prevelden met gebogen hoofden
hoop over de dijken heen, hier ademde
hier knielde mijn dorp van veen
    
      
    storm en golven bezetten dit lemen land
  
plunderden pleinen, gewijde waslijnen,
braakten paden uit, sloten mijn ogen
met watergordijnen, totdat allen zwegen
op een dag van mij zijn weggedreven
    
      
    soms strelen er nog zilveren schubben
  
zacht langs mijn verdronken wanden
langs mijn altaar, waar ze struinen naar
scherven, kralen, verloren kinderhanden
    
      
    blijf ik deinen in dit gewassen land
  
waar ik vandaag een baken ben
omhelsd door water