MIENTJES, Twan
    
      
    
      
     
  
| 
            
               
            
               | 
            
               En de wind waait om het huis Als de bladeren goudgeel vallen En de verwarming brandt weer in 't huis Als de mist alles versluiert En het donkert alweer om vijf Als de vogels zijn gevlogen En je de herfst voelt in je lijf 
            
               Ja zeg het dan, zeg het dan Fluister het met je ogen En kus me dan, kus me dan 
            
               loodzwaar grijs is En het land als een deken bedekt Als de sneeuw in vlokken dwarrelt Alles wit maakt, elke plek Als het winter is geworden En de vorst de grond in trekt Als de morgen veel te vroeg komt En het nog zo warm is in bed 
            
               Als de narcissen in de berm Als de merels zacht gaan zingen En de grond zich langzaam opwarmt Als de klokken overal luiden En met Pasen de zon weer schijnt Als de kinderen buiten joelen En de lente weer verschijnt 
            
               Dat Van Gogh zo op zou willen staan Als de tuin volop in bloei staat Alle rozen open gaan Als het koren goud in brand staat En de Maas zich loom opwerpt Als de zon weer alles warm maakt En ik jou rondzwaai in mijn armen 
            
               
            
               |