De geboorte van Aphrodite
  
    
      
    Het regende die ondag zonder maan en zonder zon
    
      
    een grote motregen van zand, en zo werd dan die
    
      
    baaierd wat gelaagder: hemel en aarde
  
    
      
    Als een oesterschelp dwingen hun kinderen in het ingewand.
    
      
    'is dat uw zegen, dwingeland?' een zwaard kerft bloed,
    
      
    de triomfantelijke dag dempt het kermen van een vader.
  
    
      
    Fabrieksvuil op vuilgroen water, takken,
    
      
    dode beesten en meer, schuim baart schoonheid,
    
      
    duiven verliezen vliegend iedere band met de realiteit.
  
    
      
    Anadyómene! aarzelloos is de wind die voorbijloopt,
    
      
    in de verte blaast een jongeling voorzichtig op een blokfluit;
    
      
    'ontmanning', dacht ik zittend in een jungle van ellende,
  
    
      
    'Bomen spreken alleen de waarheid in de winter zonder bladeren.'
    
      
    een engel echter vroeg: 'is het vergeet maar weer meneer gewenst?' -
    
      
    ik heb haar kleren uitgetrokken en verraderlijk verbrand.
  
    
      
    
      
    Triestinità 
  
    
      
    voor Komrij
  
    
      
    We liepen samen, Rosa en ik, langs
  
het enorme gebouw van de Lloyd Triestino
toen ik zag dat zij een heer die in gezwinde pas
voorbijliep groette? of was het meer een snel
    
      
    gewisselde blik, een oogopslag, een lichten
  
van de mond? ik vroeg aan Rosa: ken je die
heer, hoe heet hij, want hij was kennelijk
in goede doen, elegant gekleed in redingote.
    
      
    En Rosa sprak: ik heb laatst in de ijssalon
  
van Perucchi toch zo'n heerlijke nieuwe
variëteit geproefd, groene menthe met meloen
    
      
    en, o ja, ik vergeet het te zeggen,
  
walnootsnippers, en telkens weer ontdekte je
wat nieuws: ken je kaasijs?