HAFT, Lloyd
    
      
    
      
    Tabernakel
  
    
      
    Ik vraag niet langer
  
om muren, zal mij ook zonder
weten door wind
afdoende omwand.
    
      
    Waar marmer niet is
  
sta ik, waar water niet staat
loop ik, en voel
aan de duur van mijn verlangen
    
      
    hoe ik hoor, hier
  
aan deze rivier
waar ik midden in mist,
in schotsen wandel.
    
      
    Het is niet vreemd
  
dat in deze kou mijn adem
komt: want ik kom
om de wind te warmen.