VINKENOOG, Simon
    
      
    
      
    
      
    Faits Divers
  
    
      
    Je est un autre. Arthur Rimbaud
  
    
      
    ik ben een vreemde in eigen bloed
  
mijn hartslag klopt aan andere deuren
van het schuim der goden herken ik de kleuren
maar het is ik die mij huiveren doe
    
      
    het zijn de eigen ogen die mij breken
  
en de stenen
die als ontluikende bloemen
langzaam aan mijn ingewanden groeien
    
      
    ik ben verdronken in dit drijfzandlied
  
van waaruit duizend doden smeken:
    
      
    - in dit naaktlandschapp dat leven heet
  
drijft doodgezongen de tijd uiteen -
kringen verleden zonder heden
    woorden klanken gestamel
    
      
    
      
    
      
    Zuster
  
    
      
    Er woont een zachte zuster in mijn huid
  
een vrijbuiter die in mijn lichaam bijt
en soms haar handen op mijn zijde legt,
‘s nachts stelten loopt, of danst of rust.
    
      
    Dan dringt zij ook haar dromen aan mij op
  
en ik leg mij huiverend naast haar:
een dode, een schamel geraamte,
    knikkend en stamelend.
    
      
    
      
    
      
    Tenzij de dingen uit zichzelf gaan spreken
  
    
      
    een kraan het hoog geluid van liefde fluit
  
een waterstraal die onverslapte aandacht tikt
een dronken boodschap in de brievenbus
een onverwacht bezoek aan de deur gevonden
    
      
    de zee die door de straten weifelt
  
de zon een onbeholpen minnaar op mijn huid
en de doofstomme takken van de bomen
in mijn ogen et cetera
    
      
    Tenzij ik jaren op je wachten wil
  
en op je mond het stempel ongeopend druk
    
      
    als met een zegelring die woorden bloed
  
en vlijt in de nagels drijft
    
      
    de handen die niets meer weten
  
van het feest dat morgen
in de cijfers van het heden
    wijdbeens staat geplant
    
      
    
      
    
      
    Dichter onderweg
  
    
      
    Herneem, o woord, uw hoge vlucht
  
de tijd wacht al een eeuwigheid.
Auto's roesten, stormen razen
en de huiselijke haard wordt bedreigd.
    
      
    Hoor toe, o klank, onder uw voeten
  
het ritme van wielen op de rails,
met in uw geheugen de eigen stappen
op duizenden kilometers aardoppervlak.
    
      
    O kom, geduld, laat uw ogen genieten
  
van het landschap dat zich uitspreidt
tussen stations en oases; enkele reis
hemel-op-aarde mensenrijk.
    
      
    Behoud, o woord, uw kracht
  
als het water om uw voeten wast -
het werk is aan de werkelijkheid,
    het leven neemt zichzelf ter harte.
    
      
    
      
    
      
    Wij zijn
  
    
      
    Als de vlugge voetstap van de halsmisdaad,
  
als het bitterzoete wachten,
als de pijn van alleenzijn;
    
      
    zonder reden. Radeloos en reddeloos,
  
beterwetend, alleswetend, nietswetend.
    
      
    Woorden blijven in de handen steken,
  
speeksel verjaart in de mond,
klein vergif en rood verraad.
    
      
    Nu zal het avondmaal smaken als gal,
  
en de kleine bruine minderheden in ons bloed
zullen vechten om vrijheid,
en de daad wordt verdaagd, en het woord wordt verdacht.
    
      
    Nu zal het bloed blijven steken
  
en de hartklop wordt onhoorbaar.
    
      
    Nu eindigt dit leven, nu nadert het leven,
  
hier staan wij naakt,
    hier staan wij waar.
    
      
    
      
    
      
    De windroosdichter
  
    
      
    Het is een heilig vuur
  
dat het gedicht doet branden,
het is een kostbaar uur
als het in jou ontvlamt.
    
      
    Het gedicht is bedoeld
  
als levensteken: de taal leeft
en iedere dichter draagt
zijn eigen steentje bij.
    
      
    Nieuwe dichters
  
houden de taal in leven:
zij hebben niets anders
dan zichzelf te geven.
Het woord dat hen bindt
is van den beginne
en komt als nieuw weer aan:
    Mensen, leer je dichters verstaan!
    
      
    
      
    
      
    Ver als de horizon ben je
  
    
      
    ver als de horizon ben je
  
in de glazen kist van het weer geborgen
beukend op de blikken deksels
van het najaar
ik zie de bliksem langs je lichaam trillen
en de regen loopt onrustig door je ogen
    
      
    ik kan de afstand die mij van je scheidt
  
in lichtjaren tellen
en in de meter van het geluid
zoemen de seconden
    
      
    mijn handen opnieuw in gebruik gesteld
  
sluiten het onweer in je borsten buiten
    
      
    alleen de regen is thuis
  
op de platte daken van de nachten
    zonder duizelingen
    
      
    
      
    
      
    Liefdesverklaring aan Amsterdam
    
      
    …..
    
      
    O Amsterdam, ik heb je zo lief
  
met je stadskranten en gelaarsde katers,
je roddeltantes in de supermarkten,
je sarrende narren, je haveloze junkies
en allerhande randdebielen
O Amsterdam, met je buidelbuiken en zaktelefoons,
je rugzak torsende fietsers en razende snelkoeriers,
je onbehouwen taxichauffeurs en roekeloze voetgangers –
je dorpsverkeer je snelverkeer je parkeerbeheer
    je geen beheer je jà meneer of maar meneer …
    
      
    …..
    
      
    
      
    
      
    //////////////////////////////////////
    
      
    
      
    Een stad zonder groen
  
    is een mond zonder zoen.
    
      
    Een stad zonder water
  
heeft geen vroeger of later.
    
      
    /////////////////////////////////////
    
      
    
      
    
      
    Bloedgang 
  
    
      
    er is het onderhuids verraad 
  
dat elk verweer aan stukken slaat
mijn verweer -- het geweer
op mijzelf gericht
de eigen klap
in het eigen gezicht
de opgebroken straat
het huis dat aan het water staat
herinnering
aan het foetus-zijn:
de deur intrappen met ogen dicht
en reeds het bankroet van de laatste snik
de laatste adem
    het laatste gedicht .
    
      
    
      
    
      
    Alles is angst
    
      
    
      
    het eerste hulpeloos gebaar
    
      
    en de laatste krachteloze oogopslag.
    
      
    
      
    De mens ontstaat in angst,
    
      
    hij glimlacht om zijn bange dromen
    
      
    hij vreest de schrik niet voor gevaar
    
      
    hij denkt niet aan zijn einde,
    
      
    toch kringelt hij als een worm van angst.
    
      
    
      
    Wie scheidde de mens in een schoon
    
      
    en in een sterk geslacht?
    
      
    Stenen verweren, geen handdruk blijft achter,
    
      
    de zon veroudert, de schaduw wordt zwarter,
    
      
    papier vergeelt, verbrandt, vergaat.
    
      
    
      
    Waartegen verzet men zich?
    
      
    Tegen zijn hoop op leven, verbroedering
    
      
    met moordenaars en beulsknechten.
    
      
    Men smeult in liefde, vecht met zijn dood
    
      
    op leven, in de laatste omhelzing van de angst.
    
      
    
      
    
      
    Mij wintert
    
      
    
      
    De taal van mijn moeder
  
die de zangers begrijpt
    ik heb haar nooit vergeten
    
      
    
      
    En mijn vaderland
  
waar de sneeuw zich ophoopt
als een modderig geweten
    schept een treurig binnenhuis:
    
      
    
      
    De wrakke stoel waarop ik gezeten
  
de grofhouten tafel waaraan ik at
en de muren die het leven buitensluiten
    behangen met gerafelde tapijten.
    
      
    
      
    
      
    Heren Zeventien
    
      
    …..
    
      
    Zwarten in naakte lagen op het dek opeengetast,
  
met kruit en speelgoed van karton
vanuit het land Tevoorschijn getrokken
geboeid en tussen de behoeften van de overtocht
en eten, drinken en liggen liggend
…..
In een dauwen morgen
op een revolutiebed van vliegmachines
op te staan
met de hese kreet van kolonialen
en het laden der automatische geweren
om het einde van een beschaving
die een god met vergiffenis bracht,
de britse kruidnagelgongslag
verloren gegaan
…..
    
      
    
      
    Volmondig ja ! 
    
      
    
      
    Ja! 
    Tegen het jungleavontuur
  
Ja! Tegen de herinnering
Ja! Tegen de kracht der verbeelding
Ja! Tegen het avontuur van de kunst
Ja! Tegen de malaise en misère
Ja! Tegen het leven
Ja! Tegen het hoogste woord
Ja! Tegen alles, betamelijk en onbetamelijk
Ja! Tegen tegen de vrijheidsberoving
Ja! Tegen cinéma vérité
Ja! Tegen het schouwspel van de werkelijkheid
Ja! Tegen Afrika, Azië, Amerika, Europa
Ja! Tegen de grond waarop we staan
Ja! Tegen de ruimte waarin we leven
Ja! Tegen het levend woord
Ja! Tegen het dictee van de taal
Ja! Tegen de kleuren die in beweging blijven
Ja! Tegen de vormen die niet kunnen verstarren
Ja! Tegen de directe ervaring
Ja! Tegen het totaaltheater van de ademhaling
Ja! Tegen de harde lessen van heden en verleden
Ja! Tegen den akele toekomst
Ja! Tegen de naakte waarheid
Ja! Tegen de schepping van stof en geest, energie en materie
Ja! Tegen moed, passie en zelfvertrouwen
Ja! Tegen elk waardevol samenzijn
Ja! Tegen het rode, groene en blauwe hart
Ja! Tegen de elementen en seizoenen
Ja! Tegen de verwachting en de blijdschap
Ja! Tegen de oorsprong en de bestemming
Ja! Tegen de erflaties en erfgenamen
Ja! Tegen de onophoudelijke beweging
Ja! Tegen schoonheid en vrede
Ja! Tegen het nooit eerder geziene en gehoorde
Ja! Tegen de bewogen bewegingen
Ja! Tegen bewogenheid
Ja! Tegen het medeleven
Ja! Tegen de alledag die niet alledaags is
Ja! Tegen de ontregeling der zintuigen
Ja! Tegen het was, is en zal zijn
Ja! Tegen de oorsprong in de oersprong (?)
Ja! Tegen het harde werken in de werkelijkheid
Ja! Tegen de niet-afgemaakte schepping
Ja! Tegen de verassingen aangenaam en onaangenaam
Ja! Tegen de stand van zaken, de loop der dingen en de komen en gaande mensen
Ja! Tegen primitief en klassiek en liever niet experimenteel
Ja! Tegen de ondoorgrondelijke vindingrijkheid
Ja! Tegen het toeval dat wil
Ja! Tegen merg en been, huid en haar, hart en ziel
Ja! Tegen het zwart en het grenzeloze duister
Ja! Tegen het wit en het heldere licht
Ja! Tegen de leegte en de overgave
Ja! Tegen de scheppende daad
    Ja! Tegen de eenmaligheid van al het geschapene
    
      
    
      
    Ja! 
    Ja! Ja! Ja!
  
Ja! Ja! Ja! Ja!
    Ja! Ja! Ja! Ja! Ja! Ja! Ja! 
    Ja!
    
      
    
      
    Ja! Tegen de geheimtaal die vanzelf spreekt
  
Ja! Tegen de natuurlijke historie
Ja! Tegen het zoogdier en mens, de kale praataap
Ja! Tegen droom en daad, slapen en ontwaken
Ja! Tegen de nieuwe beelden
Ja! Tegen de muur en de ezel
Ja! Tegen alles wat vliegt, fladdert, zweeft en zich boven zichzelf verheft
Ja! Tegen de duik in de diepte
Ja! Tegen het oppervlak
Ja! Tegen de onbelemmerde vrijheid
Ja! Tegen de onbegane paden
Ja! Tegen onwankelbaarheid van overtuiging
Ja! Tegen bezwerende beelden
    Ja! Tegen de val in het onbekende
    
      
    
      
    Ja! 
    Ja! Ja! Driewerf ja!
  
Ja! Ja! Ja! Driewerf ja!
    Ja! Ja! Ja! Driewerf ja!
    
      
    
      
    Ja! Tegen de grond waarop we staan
  
Ja! Tegen de onbegane paden
Ja! Tegen bezwerende beelden
    Ja! Tegen de duik in de diepte
    
      
    
      
    Ja! 
    Ja! Ja! Driewerf ja! (Ja! Ja! Ja!)
    
      
    
      
    Ja! Tegen het circus op het netvlies
  
Ja! Tegen de geschiedenis aan begin en einde
Ja! Tegen de interpretatoren, exegeten en theoretici
Ja! Tegen - goddank - inspiratie
Ja! Tegen de getuigenis der voorouders
Ja! Tegen de muziek en 't zwieren
Ja! Tegen de ontmoeting van alleman en Elckerlijc
Ja! Tegen de levende woorden die vrede kunnen brengen
Ja! Tegen het onderdak en de binnenruimte
Ja! Tegen het noodvol einde
Ja! Tegen de kop en staart, de spieren en de zenuwen, de huid en de organen
Ja! Volmondig ja! Tegen de magie en de mateloosheid van het bestaan
    Ja! Tenslotte ja! Tegen het onvergetelijke feesten
    
      
    
      
    Music! 
    Maestro! Please!
  
    Music! Maestro! Please!
    
      
    
      
    Ja! Ja! Ja! Ja! Ja! Ja!
    
      
    
      
    Ja! Ja! Ja! Ja! Ja! Ja!
    
      
    
      
    Ja! Ja! Ja! Ja! Ja! Ja!
    
      
    
      
    Ja! Ja! 
    Ja! Ja! Ja! Ja!