JONCKHEERE, Karel
    
      
    
      
    
      
    Les Alyscamps
  
     
    
      
    De doden zijn hier sedert lang verrezen,
  
zo zuiver draalt het licht der eeuwigheid
dat het van hoop en vrees ons kan genezen:
elk open graf heeft ons van God bevrijd.
     
    
      
    Wie aarzlend nog de holten stond te meten
  
maar met een glimlach aan de stenen tast,
weet plots hoe hij mét lijfelijke last
zich toch voortaan onsterfelijk kan heten.
     
    
      
    De zon straalt vast in blauw dat niet kan tanen,
  
geboortebron stolt tot herinnering,
gesnoeid en tijdeloos als de platanen
verijl ik tot antieke mijmering.
    
      
    
      
    Advertentie
    
      
    …..
    
      
    Lenteaanbieding
    
      
    oud vertrouwd huis
    
      
    K. Jonkheere en zoon
    
      
    gesticht in 1906.
    
      
    Alle merken weemoed
    
      
    specialiteit heimwee
    
      
    keurige verpakking
    
      
    filialen over de wereld
    
      
    bezorgt niet aan huis.
    
      
    
      
    Uit onze voorraad:
    
      
    eenzaamheden voor dag en nacht
    
      
    keuze uit verjaarde paspoorten
    
      
    ramen met uitzicht op verten
    
      
    unieke verzameling doodsberichten
    
      
    onopengesneden verzenbundels
    
      
    zakken voor lege handen
    
      
    handschriften van Homerus in braille
    
      
    bladeren van de boom der kennis.
    
      
    Bezoek onze stand curiosa:
    
      
    
      
    de testikels van Abelard
    
      
    de oorschelp van Beethoven
    
      
    de haarlok van Samson
    
      
    de vleugels van Ikaros
    
      
    de laatste der Mohikanen
    
      
    het geweten van de paus
    
      
    de achterkant van de maan
    
      
    de achterkant van Venus
    
      
    de vlag van de wereldrepubliek.
    
      
    Korting voor wezen, treurwilgen en zelfmoordenaars
    
      
    bij kontante betaling als korting een traanklier.
    
      
    
      
    Men zegge het voort.
    
      
    
      
    
      
    Fabel van de bloedtransfusie
    
      
    
      
    Ik word overreden riep de oude vrouw 
  
de schokbreker wist van toeten noch blazen
ze liep in de weg zei de man achter 't stuur
ze heeft rood bloed zei het zwarte asfalt
haar bloed is weg zei de witte chirurg
ze is voor mij zei grijs de dood.
Hier is mijn bloed zei de man in de deur
    ik ben haar zoon zei het bloed in de man. 
    
      
    
      
    Ben ik al koud vroeg de vrouw aan haar droom 
  
    waar is de hemel de hel met goud vuur ? 
    
      
    
      
    De chirurg tot de spuit tot de huid tot de prik tot het bloed. 
    
      
    
      
    Blijft dat zo tot in der eeuwigheid 
  
    ze bederven mijn stiel zei de dood tot de tijd. 
    
      
    
      
    Ik ben het zei de zoon tot de moeder 
  
ik ben het zei het bloed van de zoon tot de moeder
    d.w.z. tot het bloed van de koelende moeder. 
    
      
    
      
    Dag bloed zei dit bloed 't is lang geleden 
  
om u weer te zien zou men geld besteden.
'k Zou haar hart willen zien zei het bloed van de zoon.
Kom dan mee, jong bloed, zei het bloed van de moeder
wacht op het tij en verschuw haar niet
    de tropen de meisjes zijt gij niet ziek? 
    
      
    
      
    Benauwd heb ik het zei het bloed van de zoon 
  
benauwd en koud in deze oude woon.
    Houd mij maar vast zei het bloed van de moeder. 
    
      
    
      
    Kent gij de weg ik ken hem wel. 
  
Door het rechter hart dat hem herkende
door de twee longen die hem herkenden
door het linker hart dat hem herkende
    door het hoofd dat hem niet herkende. 
    
      
    
      
    ik heb mijn tijd, zei de dood tot de tijd. 
    
      
    
      
    Ten tweeden male door hart en longen 
  
en weer naar het hoofd
    en weer door het hoofd. 
    
      
    
      
    Ik voel me al beter zei 't bloed van de zoon 
  
    ik heb u verwarmd zei 't bloed van de moeder. 
    
      
    
      
    Ze tracht te spreken zei de chirurg tot de zoon 
  
    leg uw oor aan haar mond haar leven zal spreken. 
    
      
    
      
    Toen heeft de mond van de moeder gezegd 
  
en alleen het oor van de zoon kon het horen:
    ik droomde dat mijn zoon werd geboren.
    
      
    
      
    
      
    Moeder
  
    
      
    Zo lang zij rustig leeft kunnen wij haar vergeten,
  
ze kost ons zorg noch geld, ze doet ons nimmer zeer;
tweemaal in ’t jaar, misschien, gaan wij nog bij haar eten
en lachen als ze zegt: Het is de laatste keer.
    
      
    Maar één kort spoedbericht maakt ons opnieuw tot zonen,
  
wat ons gewichtig werd valt plots en dwaas uiteen,
wij dachten in onze eeuw en in ons werk te wonen
tot wij beschaamd en leeg haar kleine huis betreên.
    
      
    Ze heeft op ons gewacht. Tenzij ze is gestorven.
  
Daar ligt wie onze moeder was, het arm gezicht
waarin veel eenzaamheid berusting heeft gekorven
beschenen voor het laatst in reeds vervreemdend licht.
    
      
    Dat wij voorgoed alleen zijn thans, dat alle bronnen
  
vervloeien in de tijd, bedroeft ons hart zo niet.
Maar dat onze overmoed zich nimmer heeft bezonnen
over haar eenzaamheid, dit wordt ons taaist verdriet.