 
    
    
      
    
      
    
      
    
      
    HERZBERG, Judith
    
      
    
      
    
      
    Eerst komt het wachten
  
    
      
    Eerst komt het wachten
  
het verheugen
leunend tegen lage muurtjes
dan komt het voorgevoel van
hoe-nu-verder
daarna het hoe-nu-verder
zelf.
    
      
    Want
  
    
      
    houden van
  
is gauwer gezegd
dan langer gedaan
maar soms komt het
in het donker
op gang en dan
is er verder
geen houden meer aan.
    
      
    Ik zie de zin
  
    
      
    hiervan niet in:
  
omdat wat vlugger kan
ook vlugger moet
waarom wanneer gezegd
als als voldoet
terwijl wat korter kan
toch korter moet
    
      
    De slager is aardig
  
    
      
    Ging vlees zien als een open wond.
  
En hoopt maar dat ze nooit ontdekken
    dat harde bokking muzikaal is.
    
      
    
      
    
      
    Ouderdom
  
    
      
    Later, als ik zwakzinnig ben
  
met schoothond en schrikvel
houd ik een kruik warm
tegen me aan en praat
ik met je in mijn slaap.
Als je nu kan begrijpen
wat ik dan ga bedoelen,
krakende dorre tak dat ik ben,
ga ik me niet zo afgebroken voelen
maar meer een uitgeblazen paarde-
bloem. Hoor je me dazen?
    Daar gaan mijn parachuutjes al.
    
      
    
      
    
      
    Meisje
  
    
      
    Ze is zo smal, haar schoonheid
  
is in dunne reepjes opgedeeld
er is geen overdaad die lelijks
Kan verbergen. Ik wou dat ik
nog zeven zonen over had
dan zou ik één van hen met haar
    en haar met hem vereren.
    
      
    
      
    
      
    Trillingsgetal
  
    
      
    Je telefoonnummer dreunt in mijn hoofd
  
licht trappelende dreun. Het volgt me
onder alles door, drukt zich terwijl ik lees
zet zich onder de woorden voort terwijl
ik schrijf.
En laat ik het heel even los
dan rent het naar de telefoon en draait
zodat er in jouw lege huis een rinkel
klinkt die niemand hoort. Misschien
trilt er een kopje mee als in de toon
haar hoogte even wordt geraakt.
Hoogstens knapt er een vaas.
    
      
    
      
    Beemdgras en zachte dravik
  
    
      
    Dit, dan, is wat wij maken:
  
in Juni als de weiden gloeien
van boterbloem, zuring, klaver
en bloeiende kniehoge grassen;
een grasbouquet, in een theepot
in het gras gezet. Met onbedroefde
kinderogen vlak voor de voeten
kijken, een van de vroege
genoegens die wij delen.
Dit, dan, wat we van
ons durven verwachten:
gras, in een blauwe theepot,
apart, tussen het groeiend
    uitbloeiend, doorlevend gras gezet.
    
      
    
      
    
      
    Nee er is geen tweede leven
  
    
      
    Nee er is geen tweede leven nee mijnheer
  
ik weet het, wij moeten redelijk zijn.
Maar ik begrijp de wens van farao's
alles wat nu is te omarmen desnoods
in steen omarmen (de schaduw
in de plooien van de kussens die
nadat de levenden zijn opgestaan
in vorm van leven bleven liggen)
ja, zou dit ook in stenen doos
dit zonnige vertrek, dit sterk
gemerkte uur - voorbij de laatste dag
mee willen slepen.
    
      
    
      
    Vondelpark 1987
  
    
      
    Hardere vogels nemen het over.
  
Eksters kraaien papegaaien
de tijd van lijsters merels nachtegalen
lijkt voorbij; waarom juist nu
waarom won eerder in de wereld
van dit park het kwelen?
Als degens klieven zij
de lieve lucht, stelen
de kleine gespikkelde eitjes en
    krijsen. Klieven en krijsen.
    
      
    
      
    
      
    Pil
  
    
      
    Zeer tegen mijn wil slik ik
  
zondag, maandag enzovoorts
dat roze rondje dat
mijn innerlijk verstoort,
tegen mijn wil, maar met
mijn wil, want als een kip
heb ik dozijnen
kinderen die ik niet leg,
niet leggen wil,
in deze al te volle stad
bij deze al te
pietepeuterige moeder
die ik geworden ben.
Maar als een kip
pik ik mijn eten hier
en daar, mijn wetens-
waardigheden bij elkaar,
en o de spijt voor wie dit mist,
al deze zeer diverse dingen
de zwanenbloem, familie zwanenbloem
een klok, kangoeroe, seringen
    …..
    
      
    
      
    
      
    Zeedrift
  
    
      
    Goeiig ontmoedigd afgedankt dingetje
  
dat in de zee zweeft als een anemoon
en met het wier mee in en uit
en heen en weer slurpt op het tij
hierheen verdwenen uit wie weet
wat voor huis, wat voor schip.
(De zee is een dunne verdunning
van onachterhaalbare dingen.)
Een schil is het, nog minder
dan de schil van een gebaar
hoe overrompelend en dierbaar ook.
    
      
    De zon gooit lichtdraadmazen door het water,
  
ik staar en traan van al dat ketsend licht.
En van hoe internationaal, en alledaags
    en goedertieren sex is.
    
      
    
      
    
      
    Bergmeer
  
    
      
    Daar liggen godvergeten zonbeschenen stenen
  
heet te worden, af te koelen.
Geen mens, geen dier om het te voelen.
    Alleen wij nu even.
    
      
    
      
    
      
    Strijklicht
    
      
    
      
    Over de sloomte en snelheid van meeuwen’:
  
    
      
    Ze hebben het peinzende arctische glijden
  
hahaha uit de hoogte in langzaam
voorbijgaan maar ook wel het snelle
bemoeiziek gemekker van geiten.
    
      
    Ze kunnen zo lang op een plek blijven hangen
  
dat hun schaduwen op de rotsen plakken.
    
      
    In het donkerend uur als de grond nog wel warm,
  
alleen zee nog belicht is, spetteren zij
    om de lichtende klip als vonken uit een vuur.
    
      
    
      
    
      
    Er is nog zomer
  
    
      
    Er is nog zomer en genoeg
  
wat zou het loodzwaar
tillen zijn wat een gezwoeg
als iedereen niet iedereen
terwille was als iedereen
niet iedereen op handen droeg.
    
      
    
      
    Hoe
  
    
      
    Als ik een man was 
  
zou ik wel weten hoe
mij lief te hebben.
    
      
    Ik zou mijn plotselinge 
  
droefheden een bedding
geven, mijn natte haar
naar achteren strijken,
    
      
    mijn boodschappenlijstjes 
  
zou ik aanbidden en proberen
te doorgronden.
    
      
    Ik zou mijn lege flessen 
  
naar de glasbak dragen
en zeggen `onze'.
    
      
    Ik zou mij aaien en 
  
met mijn oor op mijn buik
willen horen tot waar
mijn hart harder bonsde.
    
      
    Ik zou chocola voor mij kopen 
  
en die niet helemaal opeten
maar ook een stukje voor mij
bewaren.
    
      
    Ik zou naar vroeger 
  
vragen en de naam van
de hond van mijn eerste
man's tweede vrouw zelfs onthouden.
    
      
    Ik zou mij loslaten zodra 
  
ik los wou en ik zou
mij vertrouwen waar
ik ook heen wou.
    
      
    Ik zou mij afhalen als ik terugkwam 
  
en dan blij zijn.
    
      
    Ik zou zelf (als ik die man was) 
  
niet vaak weg zijn, maar
trouw tot in de dood (na
honderd jaar) en
    
      
    van al mijn onderkinnen 
  
de een nog mooier
dan de ander vinden
    en heerlijk hoe ik rook.”
    
      
    
      
    
      
    Keer om
  
    
      
    Keer om, keer om
  
Keer om, keer om
mooi meisje keer om!
    
      
    Je danst in je sandalen
  
met voeten die groeten
met heupen als schakels
gemaakt om te draaien.
    
      
    Ga mee in de velden
  
dan gaan we slapen
dan gaan we daar kijken
hoe alles gegroeid is
of de knoppen al botten
de blaadjes al groenen,
    
      
    daar ga ik je zoenen
  
en bij onze deur
ligt allerlei fruit klaar
rijp en groen
speciaal mijn lief
    voor jou bewaard.
    
      
    
      
    
      
    Een kinderspiegel
    
      
    
      
    'Als ik oud word neem ik blonde krullen 
  
ik neem geen spataders, geen onderkin,
en als ik rimpels krijg omdat ik vijftig ben
dan neem ik vrolijke, niet van die lange om mijn mond
    alleen wat kraaiepootjes om mijn ogen. 
    
      
    
      
    Ik ga nooit liegen of bedriegen, waarom zou ik 
  
en niemand gaat ooit liegen tegen mij.
Ik neem niet van die vieze vette
grijze pieken en ik ga zeker ook niet
    stinken uit mijn mond. 
    
      
    
      
    Ik neem een hond, drie poezen en een geit 
  
die binnen mag, dat is gezellig,
de keutels kunnen mij niet schelen.
De poezen mogen in mijn bed
    de hond gaat op het kleedje. 
    
      
    
      
    Ik neem ook hele leuke planten met veel bloemen 
  
niet van die saaie sprieten en geen luis, of zoiets raars.
Ik neem een hele lieve man die tamelijk beroemd is
de hele dag en ook de hele nacht
    blijven wij alsmaar bij elkaar.'
    
      
    
      
    
      
    Daglicht
    
      
    
      
    Uit de chaos van lakens en
  
voorgevoel opgestaan, gordijnen
open, de radio aan, was
plotseling Scarlatti
heel helder te verstaan:
Nu alles is zoals het is geworden,
nu alles is zoals het is
komt het, hoewel, misschien
    hoewel, tenslotte nog in orde.
    
      
    
      
    
      
    Vraag
    
      
    
      
    Hoe is dat zo gekomen
    
      
    Van altijd blijven slapen
    
      
    Tot nooit meer willen zien?
    
      
    
      
    
      
    Bevrijd
    
      
    
      
    Toen hij na jaren
    
      
    uit het gevang was vrijgelaten
    
      
    heeft hij een zelfportret gemaakt
    
      
    waarop de ogen zijn gesloten.
    
      
    Waarom? Werd hem gevraagd.
    
      
    …..
    
      
    En wie zijn wij en wie
    
      
    ben ik met mijn beperkt
    
      
    begrip voor deze blinde blik?
    
      
    
      
    
      
    Liedje
    
      
    
      
    Lieg alsjeblieft niet tegen me
  
niet over iets groots niet over iets anders.
Liever hoor ik het vernietigendste dan dat je liegt
    want dat is nog vernietigender.
    
      
    
      
    Lieg niet over liefde
  
iets dat je voelt of iets dat je zou willen voelen.
Liever word ik bedroefd dan dat je liegt
    want dat is nog bedroevender.
    
      
    
      
    Lieg niet tegen me over gevaar
  
want ik voel toch je angst
en wat ik gewaar word dat is waar
    of ik ken je niet en dat is nog gevaarlijker
    
      
    
      
    Lieg niet tegen me over ziekte
  
liever kijk ik die diepte in dan dat ik mij verlies
in één van jouw lieve verzinsels
    want daarmee verlies ik mij dieper.
    
      
    
      
    Lieg niet tegen me over sterven
  
    want zolang we er nog zijn vind
    
      
    ik dat toegangsloze
    
      
    niet mededelen wat je denkt
  
    erger en zo veel doder.
    
      
    
      
    
      
    Vader en zoon in hevige regen
    
      
    
      
    Je zoon op je schouders. 
  
Boven hem je paraplu
een lopend torentje
In regen van nu.
Zelf wees geweest
en wees gebleven
zit je daar zelf
op schouders
van ouders, zelf
in de vorm
van een zoontje,
en boven de hoofden
een ronde en kleine
    maar troostende droogte.
    
      
    
      
    
      
    Het volle leven
  
    
      
    Zullen we
  
zei ze
samen
in een groot bed
in een hotel-
kamer
gaan liggen
met pyama's
aan en
dan de knecht
taart
    laten brengen?
    
      
    
      
    
      
    Beroepskeuze
  
    
      
    En toen ze vroegen wat ze later wilde worden
  
zei ze 'Graag invalide' en zag zich al,
benen onbeweeglijk in bruin-geruite plaid
door toegewijde man en bleke zonen
voortgeduwd, geen zegel zelf te plakken,
geen brief te schrijven, geen reis te maken.
Dan zou ze eindelijk echt vrij zijn
zo treurig kijken als ze wou, in winkels
voor haar beurt gaan, bij optochten
vooraan staan, geen mooie kleren aan
en elke avond zachtjes snikkend
zou ze zeggen heus niet om mij
maar om die last voor jou.
En beide zonen zouden altijd
bij haar blijven, hun leven
aan haar wijden en nooit
zou haar iets overkomen,
    nooit, nooit zou ze slijten.
    
      
    
      
    
      
    Toegift
  
    
      
    Natuurlijk haal je liever iemand uit het water
  
die nog te redden is. Maar stel dat hij nog leefde
wat hadden we dan voor hem kunnen doen. Hem vragen
waar zijn wanhoop op berustte, hem zijn geliefde
weer terugbezorgen, of zijn werk, of zelfvertrouwen?
    
      
    Nu kunnen we een heel klein beetje rouwen
  
niet eens om hem, omdat we hem niet kennen,
maar uit een vaag gevoel van menselijk fatsoen.
    
      
    De bijna-liefde, bijna aandacht die hij straks nog
  
meekrijgt in zijn kist was misschien nét dat
kleine beetje dat hem had kunnen redden,
dat hij bij leven heeft gemist.
     
    
      
    
      
    Een boek wegdoen
  
    
      
    Een boek wegdoen
  
dat je nog niet gelezen hebt;
‘ik kom daar niet aan toe
kijk bijna elke dag wel eens
naar mijn enorme stapels.’
    
      
    Een boek wegdoen dat je twee keer
  
gelezen hebt is als een goede vriend
ten grave dragen. Samen veel mee-
gemaakt. Vrezen: dat vele
gaat vervagen.
    
      
    Al vond magie, geloof of bijgeloof
  
geen ruimte in je kop
een boek wegdoen waarin
een opdracht aan je stond
dat blijft je bij als zonde.
    
      
    Een boek wegdoen
  
waarin je halverwege
bent blijven steken. Er
zit een post-it stickertje,
je weet nog steeds niet
wat daar bleek te ontbreken.
    
      
    
      
    Te willen hebben gehad
    
      
    
      
    Te willen hebben een huis in de duinen
  
Te willen hebben verzamelde werken
Te willen hebben één blauwe vriend
Te willen hebben zinvol bestaan
    
      
    Te willen hebben gehad
  
    
      
    Te willen hebben
  
De enige echte
Te willen hebben
Het zout ter aarde
Te willen hebben
Ook van de zee
Te willen hebben
Geen argwaan gehad
    
      
    Te willen hebben
  
Een vrolijk weerzien
Te willen hebben
Een boot met een mast
Te willen hebben
Zo'n malse matras
Te willen hebben
Te willen hebben gehad
    
      
    Te willen hebben
  
Bloeiende struiken
Goede Goddelozen
Te willen hebben
Weten of planten kunnen voelen
Te willen hebben
Een bedoeling als planten of slak
    
      
    Te willen hebben
  
Kunnen vliegen
Te willen hebben
Eigen vleugels
Te willen hebben
Vloer en dak
Te willen hebben
Herinnerde dagen
Te willen hebben
Wat tot nu toe
Te willen hebben
Wat tot nu toe
Wat tot nu toe
Ontbrak
    
      
    Te willen hebben wat tot nu toe
  
Te willen hebben wat tot nu toe
Wat tot nu toe
Ontbrak
    
      
    
      
    Zoals
  
    
      
    Zoals je soms een kamer ingaat, niet weet waarvoor,
  
en dan terug moet langs het spoor van je bedoeling,
zoals je zonder tasten snel iets uit de kast pakt
en pas als je het hebt, weet wat het was,
zoals je soms een pakje ergens heen brengt
en, bij het weggaan, steeds weer denkt, schrikt,
dat je te licht bent, zoals je je, wachtend,
minutenlang hevig verlieft in elk nieuw mens
maar toch het meeste wachtend bent,
zoals je weet: ik ken het hier, maar niet waar het om ging
en je een geur te binnen schiet bij wijze van
herinnering, zoals je weet bij wie je op alert
en bij wie niet, bij wie je kan gaan liggen,
zo, denk ik, denken dieren, kennen dieren de weg.
    
      
    
      
    Iemand om aan te vertellen wat niet van belang is 
  
    
      
    Het regent en niemand om aan te vertellen
  
hoe nat ik ben. Het regent en niemand
om aan te vertellen dat mijn nieuwe schoenen
nu al lek zijn. Jac, ik ben in een plas gestapt
en mijn schoenen zijn lek, ik ben nat, door en door.
Jac, en jij?
    
      
    Hoe hard het regent?
  
Het regent heel hard. Heel erg hard.
Harder dan ooit.
    
      
    
      
    De zoen tussen flotsam en jetsam 
  
    
      
    De zoen
  
op het strand
ging op zoek
naar een mond
tussen peuken
broodkorst (nat)
de stokjes
van lollies
en de schil
van een water-
meloen.
    
      
    Maar de zoen
  
vond een aai
zonder hand
zonder wang
een grap
zonder oor
en een geur
zonder neus
een scharnier
zonder deur
een kier
zonder raam
plastic fles
zonder brief
zonder traan.
    
      
    En gekrijs
  
van geen meeuw
met geen weet
van hoe lang
zo een juttende
zoen overleeft
aan de ebbende zee
op het fronsende
zand.
    
      
    
      
    de hoop en
  
    
      
    Er gaat een hoop veranderen
  
werd ons beloofd.
Zelfs de hoop zelf.
Hoop, grote broer van moed.
    
      
    Ze slaan zich samen
    
      
    erdoorheen, dat moet.
    
      
    Kijk zelf maar hoe.
    
      
    Bij dreiging weigeren
    
      
    
      
    Vreemd
  
kijken vrouwen
    om zich heen.