VAN WISSEN, Driek
    
      
    
      
    De dagen die wij leven zijn beperkt
  
Toch wordt door jou mijn waanidee versterkt
Dat alles zonder einde voort mag duren
    Wie veel en vrolijk leeft, sterft ongemerkt.
    
      
    
      
    ////////////////////////////////////////
    
      
    
      
    Als ik straks als een halve plant besta
  
En in een rolstoel door het leven ga
Behoedzaam voortgeduwd door de verpleegsters
     Lopen de vrouwen mij pas achterna.
    
      
    
      
    ////////////////////////////////////////
    
      
    
      
    
      
    Veertig plus
  
     
    
      
    Toen ik de meisjes mooi ging vinden
  
werd ik onmiddellijk actief
als Don Juan en hartedief;
ik kon ze om mijn vingers winden
en liefdesbrief na liefdesbrief
kreeg ik van allerhand beminden.
En zonder mij aan één te binden
had ik ze allen even lief.
     
    
      
    Kom daar vandaag nog maar eens om!
  
Geen liefje weet ik meer te strikken.
Nee, sterker nog: ik zie ze schrikken
als ik in hun nabijheid kom.
     
    
      
    De nadering der ouderdom
  
leest men het eerst in meisjesblikken.
    
      
    
      
    Middelbaar onderwijs
     
    
      
    
      
    Het mooiste meisje van de klas 
    
      
    verschikt onwennig bij haar schouder 
    
      
    een bandje van haar bustehouder; 
    
      
    ze draagt dat rare ding maar pas. 
    
      
    
      
    De meester, achter brilleglas, 
    
      
    ziet toe, ontroerd, en denkt: "Wat zou d'r 
    
      
    gebeuren als zij tien jaar ouder 
    
      
    en ik eens tien jaar jonger was?" 
    
      
    
      
    Ach, hij vergeet hoe hij verdorde 
    
      
    en hoe haar leven net begint. 
    
      
    In stilte wordt door hem bemind 
    
      
    de schone vrouw, die zij zal worden. 
    
      
    
      
    Dan praat ze wat, het lieve kind, 
    
      
    en streng roept hij haar tot de orde.
  
    
      
    
      
    Joris
  
    
      
    Ik heb vanavond, met de poes op schoot, 
    
      
    de onrust uit het beestje weggestreken, 
    
      
    waarbij de goedzak mij heeft aangekeken 
    
      
    met ogen zo onpeilbaar diep en groot, 
    
      
    dat het mij één moment heeft toegeleken 
    
      
    als was hij eeuwen lang al deelgenoot 
    
      
    van het geheim van leven en van dood 
    
      
    en nu dan op het punt stond om te spreken.
  
    
      
    Een aandrang, waar hij niet voor is bezweken, 
    
      
    omdat hij langzaamaan de ogen sloot 
    
      
    en nog een lome haal gaf met zijn poot 
    
      
    als halve aai en onzachtzinnig teken 
    
      
    dat men hem ooit nadrukkelijk verbood 
    
      
    het zwijgen rond die zaken te verbreken.