BERNLEF, J.
    
      
    
      
    
      
    Heel iemand anders
  
    
      
    Volgens de bovenmeester was ik een mulo-kandidaat
    
      
    voorbeeld van grijze middelmaat, onopvallend
    
      
    verlegen, tot niet bijster veel in staat
    
      
    
      
    Toen mijn vader verhaal kwam halen
    
      
    keek meester peinzend voor zich uit
    
      
    zat zo'n jongen werkelijk in zijn klas?
    
      
    
      
    Vader kwam briesend thuis: hij wist
    
      
    niet eens je naam of wie je was
    
      
    ik knikte maar wist: meester had gelijk
    
      
    
      
    Hij kon mij niet zien omdat ik jaren
    
      
    getraind had op onzichtbaarheid
    
      
    die kunst tot in de puntjes meester was
    
      
    
      
    Vader kwam er later vaak op terug
    
      
    wilde dat ik van alle markten thuis
    
      
    de enig juiste richting vond
    
      
    
      
    Ik trainde omgekeerd tot ik
    
      
    tenslotte plotseling heel iemand
    
      
    anders geworden voor hem stond.
    
      
    
      
    
      
    Prachtig
  
    
      
    Beroemd maar dood vroeg hij: en 
    
      
    wat bleef er van mij over?
    
      
    
      
    Ik wees op een losse regel
    
      
    een uit zijn verband gerukt citaat
    
      
    meestal toegeschreven aan een ander.
    
      
    
      
    Voetafdruk op een verlaten strand
    
      
    vol lege, uitgewoonde schelpen.
    
      
    
      
    Prachtig is de onsterfelijkheid
    
      
    maar wat doen wij in de tussentijd?
  
    
      
    
      
    Geluk
  
    
      
    In takken groeperen zich groene zinnen
  
popelend om alle kanten uit te lopen
    
      
    Op stoeptegels een kindertekening
  
door regenschrift al half gewist
    
      
    Achter een dakkapel begint een merel te zingen
  
houdt dan midden in zijn herinnering op
    
      
    In mijn hoofd vertwijgt zich zijn lied – niemand
  
ziet iets aankomen, dat is ons geluk.