SPINOY, Erik
    
      
    
      
    
      
    Kon dit veel langer straffeloos?
    
      
    
      
    Kon dit veel langer straffeloos? 
    
      
    Iets zette uit en broeide 
    
      
    en men voelde 
    
      
    
      
    dingen liepen uit de hand 
    
      
    dreven naar de rand en 
    
      
    gingen veel en veel 
    
      
    te ver 
    
      
    
      
    geruchten zwollen aan 
    
      
    van strovuur tot 
    
      
    uitslaande brand. 
    
      
    
      
    Honden blaften elke nacht 
    
      
    de maan scheen vol 
    
      
    doodsbleek 
    
      
    te rijp 
    
      
    als oude schimmelkaas. 
    
      
    
      
    Gisteren nog 
    
      
    de muren van de cel als door gezang 
    
      
    trompetgeschal slechts neergehaald 
    
      
    
      
    en goed 
    
      
    daar zat je dan: 
    
      
    
      
    ijskoud 
    
      
    naakter dan een rode slak 
    
      
    een dooier zonder schaal 
    
      
    een walnoot zonder dop 
  
    een brein dat weerzin wekt 
    
      
    zo zonder schedeldak 
    
      
    dat krimpt voor 
  
    de verwachte klap. 
    
      
    
      
    
      
    Daar komt hij dan
    
      
    
      
    Daar komt hij dan
  
de Ray-Bans
    bungelend in de rechterhand
    
      
    
      
    een linnen wollen pak
  
(geluk zit in een snit
Van Boss Comme des Garçons Armani)
uit de kamerbrede kast
    
      
    en neemt de Saab vandaag
  
    de cabrio
    
      
    
      
    stopt bij de gym en werkt
  
aan middenrif en schouders
dijen buikpartij
    
      
    en haalt haar af daarna
  
zijn bombshell
zo verblindend
in kanariegeel Chanel
gitzwarte Hermès omslagdoek
en natuurlijk
(wankel maar zo sexy op)
de Blahniks
oh la la
    de Blahniks
    
      
    
      
    hun dealer kust de gond
  
waarop ze rijden
full speed
jakkerend
snuivend
clubbend dan
    in het westen van de stad
    
      
    
      
    zeggen beelden en verhalen
  
dominerend circulerend
aan een joch
met armen
vol met kerven
een lang strafblad
niet te stillen honger
naar die allerwitste flits
    
      
    
      
    Griekse gedachten
  
    
      
    Ook hier, in het ontspanningsreservaat, weegt
  
deze zon, kersrood en groot als onze
bruine, ingevette hand.
    
      
    De dag hangt in een druivenblauwe droom
  
die niet verlost. Aan einders wuift
de zee, en ook de lucht staat als een buik
zo bol. Verlorenheid woont in
de beenderwitte huizen.
    
      
    Hoe echter kou soms tintelt in uw hand
  
Hoe het regent uit magnolia’s of
sneeuwt. Zacht blaat het lam
dat voor ons welzijn bloedt.
    
      
    
      
    Zentralfriedhof 3
    
      
    
      
    Op het Jodenkerkhof
  
    
      
    liggen vele stenen omgegooid. Hun ligging
  
lijkt me niet lukraak, en ook hun val is zo
te zien niet door de zwaartekracht, maar door
een macht veroorzaakt die een reden heeft.
    
      
    Zodat elke steen of zerk daar met een
  
doel - een ziel - ligt neergesmakt en op de
bühne van het kerkhof wacht totdat er
iemand die begrijpt uit de coulissen komt.
    
      
    Maar wat doe ik dan hier? Niet één van deze
  
stenen lichamen beweegt, geen stem wordt
hoorbaar door hun grijze omtrek heen.
Altijd staan we als vreemden naast
    
      
    elkaar. Van hen naar mij reikt geen gebaar
  
dat lang genoeg kan zijn.