CHARLES, Leen
    
      
    
      
    
      
    Requiem
    
      
    
      
    niemand was getuige van haar verdwijnen
  
    ijl achter de einder, blind van witte woorden
    
      
    doof van ongehoord zingen, leeg van ongetekende beelden,
  
toen ze naar kleiner en kleiner neeg
en kromp tot onder de horizon
    zintuig na zintuig opdoekte en onzichtbaar werd, tenslotte,
    
      
    
      
    niemand was getuige van haar verstijven
  
toen elk onding dieper drong,
    eelt haar ziel besloop en het hart tot as kneep;
    
      
    
      
    niemand hoorde ze ronken, de koren van het duister
  
de klemmen van het moeten
en hoe het deksel dichtklapt over de nacht