KAANDORP, Brigitte
    
      
    
      
    
      
    Kom dan bij mij
    
      
    
      
    als het zwaar wordt om je hart
  
als de tranen bijna stromen
als de wanhoop aan je trekt
met een brok in je keel en een knoop in je maag
als het zwaar wordt om je hart
en je weet niet wat het is
    dan moet je komen
    
      
    
      
    als de herfst je overvalt
  
als de zomer is verdwenen
als de angst je overmant
met een brok in je keel en een knoop in je maag
als de herfst je overvalt
en je weet niet wat je moet
    dan moet je komen
    
      
    
      
    ik geef je een glas wijn 
  
en een zakdoek om te snuiten
ik draai een mooie plaat
en de kachel gaat op tien
ik leg je op de bank
onder een warme deken
de gordijnen zal ik sluiten
    en binnen maak ik licht
    
      
    
      
    en we gaan nog niet naar buiten
  
en we drinken en we wachten
en we wachten en we drinken
en we drinken en we wachten
    tot het voorbij is
    
      
    
      
    als het koud is in je ziel
  
als je moeder is begraven
als je bang bent voor de nacht
met een brok in je keel en een knoop in je maag
als het koud is in je ziel
en je weet niet wat te doen
    kom dan bij mij
    
      
    
      
    
      
    Lente (Of de film van de lente teruggedraaid)
    
      
    
      
    Laat het vriezen dat het kraakt
  
Laat het sneeuwen dat het wit
En laad opnieuw de kolenkit
Nu de liefde me, de liefde me
zo tegenzit
    
      
     verschrompel knoppen die ik haat
  
dooi trek terug tot een klein wak
en zaaier, zaaier zaai het zaad terug
Tot weer een volle zak
En haal het vee weer uit de wei
En keer dan, achterwaarts bewegend
Drogend, dat het opwaarts regend
weer naar je warme boerderij
    
      
     Laat het vriezen dat het kraakt
  
Laat het sneeuwen dat het wit
En laad opnieuw de kolenkit
Nu de liefde me, de liefde me
zo tegen zit
    
      
     Help Noorderwind keer terug naar Zuid
  
En rommel weer aan deur en ruit
En laat de mensen van de coke
Weer over gaan op oliestook
Dan komt mijn liefste in wintertij
Als tranen stijgen naar mijn ogen
Waar ze één voor één verdrogen
Weer ruglings terug bij mij
Bij mij
    
      
     Laat het vriezen dat het kraakt
  
Laat het sneeuwen dat het wit
En laad opnieuw de kolenkit
Nu de liefde me, de liefde me
zo tegen zit
    
      
    
      
    Lente (zó)
    
      
    
      
    Als ze 's middags thuiskomt in de druilerige regen
  
En ze laat d'r fiets gewoon maar vallen in de heg
Ze smijt d'r boeken in de hoek
Een schop d'r tegen
    Dan weet ik al genoeg, maar kijk wel uit met wat ik zeg
    
      
    
      
    Hij heeft het uitgemaakt
  
'k Heb het aan zien komen
Ooh, de eerste keer doet dat verschrikkelijk veel pijn
Midden in de winter nota bene
Nu alle kleuren zijn verdwenen
Nu de zon maar niet wil schijnen
    En het eeuwig donker lijkt
    
      
    
      
    Als ik het kon schoof ik de hemel voor je open
  
Ik floot het fluitenkruid zo uit de natte klei
Ik haalde de kou uit de lucht
Ik hielp de winter op de vlucht
Ik zette een koe in de wei
En in ene was het mei
    En je verdriet was dan vergeten en voorbij
    
      
    
      
    Als ik later thee wil komen brengen op d'r kamer
  
Roept ze door de deur: 'ik hoef niks, laat me nou met rust'
Wat vroeger met een pleister en een kus
Of een snoepje was verholpen
Daar helpt nu geen lieve moeder meer
    Dat is voorlopig niet gesust
    
      
    
      
    Als ik het kon blies ik die grijze zooi aan flarden
  
Ik haalde de vogels uit het zuiden voor je terug
Ik pleurde een ei in een nest
En ik zei, kom op je doet je best maar
    We moeten lente hebben en een beetje vlug
    
      
    
      
    Na elke winter is er altijd weer een lente
  
't Is in de eeuwigheid nog nooit anders gegaan
De eerste merel die fluit
De eerste knoppen schieten uit
En ook al geloof je me niet
Opeens verdwijnt je verdriet
    Het is in de eeuwigheid nog nooit anders gegaan
    
      
    
      
    d'r Komen zo veel nieuwe lentes
  
Zo veel nieuwe zomers
    En zo veel nieuwe liefdes voor je aan