HONINGH, Chris
    
      
    
      
    
      
    Vorm
    
      
    
      
    Hij zit in de bus en stinkt naar ranzig
    
      
    vet, nee meer een zure bom van flink
    
      
    formaat. Ik zie hem gaan en weet niet
    
      
    waar hij gaat, zolang de deuren open
    
      
    
      
    zijn kan ik hem achterhalen. Gebogen
    
      
    is de straat als hij en er is niemand die
    
      
    mijn oog zo plaagt. Wat dondert het,
    
      
    ik ga hem achterna; nieuwsgierigheid
    
      
    
      
    is ook een daad. Zijn jasnaad valt tot
    
      
    op zijn tenen en zijn armen houden
    
      
    ook geen maat, zijn nek is vrijwel in
    
      
    
      
    zijn jas verdwenen, zijn schouderblad
    
      
    raakt aan zijn schedeldak. Maar nee,
    
      
    dat is het niet, 't is zijn nobele gelaat.
    
      
    
      
    
      
    Kampioen
    
      
    
      
    Dit is de kampioen: zijn hand
    
      
    zwaait achteloos naar achteren,
    
      
    zijn schoen bijt in de sintelbaan.
    
      
    
      
    Ziehier: de nieuwe kampioen,
    
      
    hij sleept zich voort, zoals dat
    
      
    hoort, een hand drukt in de zij.
    
      
    
      
    Maar kijk dan toch: hoe lang
    
      
    is nog de baan die hij moet
    
      
    ondergaan, wat goud terwille.
    
      
    
      
    Zijn wangen trillen als gelei,
    
      
    zijn botten branden in 't donker,
    
      
    hij voelt dat hij moet braken.
    
      
    
      
    De kreten die de mensenrijen
    
      
    slaken sterven zoals vliegen;
    
      
    en in zonlicht gaat hij onder.
    
      
    
      
    
      
    De rinkelbom VI
    
      
    …..
    
      
    Glas, glas, glas, ze is er steeds in driewerf
  
  raam. Hij ziet haar nu in buitenissig blauw
gekleed, vanochtend had ze nog iets anders
aan. Hij slaat zijn tamboerijn tot bloedens
toe, de melodie kleurt rood, de hemel bloost
    de wolken bloot; was het maar vast lente!
    
      
    
      
    Eerst dacht hij nog dat lucht vermoedens
  
had van tak en teen en twijg. Niet zo gauw,
meneer, als deze wind van noordnoordoost
westwaarts wil gaan draaien is de schade
niet te overzien. Ze heeft haar lippenverf
    op de muur gesmeerd in een consequente
    
      
    uiting van dédain. Is ze dan verwaarloosd,
  
    in de steek gelaten?
    
      
    …..